Patiënten met een nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom die niet in aanmerking komen voor voor stamceltransplantatie, kunnen gebaat zijn bij de toevoeging van isatuximab aan een eerstelijnsbehandeling met bortezomib, lenalidomide en dexamethason. Dit is de conclusie van een internationale studie die onlangs is gepubliceerd in het New England Journal of Medicine.1
Voor nieuw gediagnosticeerde patiënten met multipel myeloom geldt de combinatie van bortezomib, lenalidomide en dexamethason (VRd) als voorkeursbehandeling in de eerste lijn. Onduidelijk is echter of ook voor patiënten die niet in aanmerking komen voor een stamceltransplantatie de toevoeging van het anti-CD38 monoklonale antilichaam isatuximab aan VRd zal bijdragen aan een verdere verlaging van het risico op ziekteprogressie of overlijden. Overigens heeft voor deze patiëntengroep een combinatie van het anti-CD38 monoklonale antilichaam daratumumab met lenalidomide en dexamethason (Dara-Rd) in Nederland momenteel de voorkeur.2 De HOVON Multipel Myeloom werkgroep adviseert aan deze patiëntengroep geen VRd te geven, aangezien hiervan bij langdurige follow up van oudere patiënten (>65 jaar) geen overlevingsvoordeel is aangetoond ten opzichte van Rd.
In een ‘open-label’, gerandomiseerde fase III-studie is de toevoeging van isatuximab aan VRd onderzocht door een internationaal onderzoeksteam onder leiding van professor Thierry Facon, verbonden aan het Centre Hospitalier Universitaire in Lille, Frankrijk. In deze studie was progressievrije overleving (PFS) de primaire uitkomstmaat en waren complete respons of beter (≥CR) en een negatieve status van minimale restziekte (MRD) bij patiënten met een complete respons twee belangrijke secundaire uitkomsten.
In de Franse studie werden in totaal 446 nieuw gediagnosticeerde patiënten met multipel myeloom geïncludeerd. Deze patiënten waren tussen 18 en 80 jaar oud en ongeschikt om een stamceltransplantatie te ondergaan. Patiënten werden in een verhouding van 3:2 gerandomiseerd tussen isatuximab-VRd (Isa-VRd) of alleen VRd. Na een mediane follow-up van 59,7 maanden vertoonde 63,2% van de patiënten in de Isa-VRd-groep een PFS na 60 maanden versus 45,2% in de VRd-groep (HR voor ziekteprogressie of overlijden [95%-BI]: 0,60 [0,41-0,88]; p<0,001). In de Isa-VRd-groep vertoonden een significant hoger percentage van de patiënten een ≥CR dan in de VRd-groep (74,7% vs. 64,1%, p=0,01). Dat was ook het geval ten aanzien van de MRD-negatieve status bij een complete respons (55,5% vs. 40,9%, p=0,003).
Ten aanzien van de veiligheid werden tussen beide behandelgroepen geen grote verschillen waargenomen. De incidentie van ernstige ongewenste voorvallen (SAE’s) en ongewenste voorvallen die leidden tot stopzetting van de behandeling kwamen in beide behandelgroepen overeen.
Referenties