Een studie uitgevoerd op vijf locaties in Nederland laat zien dat een vierde mRNA COVID-19 vaccinatie de hoeveelheid antilichamen aanzienlijk kan verbeteren bij patiënten met hematologische maligniteiten, van wie bekend is dat ze een verminderde respons hebben op COVID-19 vaccins. Ondanks deze verbetering bleven de antilichaamconcentraties echter lager dan bij gezonde personen die drie doses van het vaccin hadden gekregen. De bevindingen werden gepubliceerd in eClinical Medicine.
Veel mensen die leven met – of in remissie zijn van – bloedkanker hebben een verzwakt immuunsysteem als gevolg van de kwaadaardigheid zelf of de behandelingen die ze kregen. Als gevolg hiervan lopen deze mensen een hoger risico op COVID-19-gerelateerde morbiditeit en mortaliteit, ondanks de introductie van COVID-19-vaccins.
Eerder onderzoek toonde aan dat het primaire mRNA-vaccinatieschema met twee doses lagere SARS-CoV-2 spike-eiwit specifieke antilichaamconcentraties induceerde bij patiënten met hematologische maligniteiten in vergelijking met gezonde personen. Een derde vaccinatie bleek deze concentraties aanzienlijk te verhogen, wat leidde tot een verbeterde virusneutralisatiecapaciteit per antilichaam.
Voor de huidige analyse werden antilichaamconcentraties van 414 patiënten met hematologische aandoeningen die vier mRNA-vaccinaties ontvingen (primaire serie van 3 doses plus 1 boostervaccinatie) vergeleken met 58 gezonde personen die het standaard primaire mRNA-vaccinatieschema van twee doses ontvingen, gevolgd door een eerste boostervaccinatie.
De bevindingen toonden een significante stijging in COVID-19 antilichaamconcentraties bij patiënten na de vierde dosis, met name bij degenen met herstellende B-celcompartimenten. De concentraties bleven echter nog steeds achter in vergelijking met de gezonde groep. Interessant genoeg slaagde 19% van de patiënten er helemaal niet in antilichamen te produceren, ondanks het feit dat ze vier vaccinaties kregen.
Patiënten die de eerste twee vaccinaties kregen terwijl hun B-cellen uitgeput waren, en de volgende twee tijdens het herstel van de B-cellen, vertoonden een vergelijkbare dynamiek in de inductie van antilichamen als degenen met normale B-celtellingen tijdens de eerste twee injecties. De antilichamen van de patiënten vertoonden echter een significant beter neutraliserend vermogen.
“Deze studie biedt essentiële inzichten in de effectiviteit van voortdurende vaccinatie bij patiënten met B-cel depletie en persisterende immunodeficiënties,” stelt hoofdonderzoeker Prof. Mette Hazenberg, hematoloog aan het Cancer Center Amsterdam. “Onze gegevens suggereren dat de primaire vaccinatie in afwezigheid van B-cellen het immuunsysteem kan versterken, waardoor de rijpheid van antilichamen toeneemt bij herstel van B-cellen.”
De onderzoekers benadrukken de noodzaak van onderzoeken naar de effectiviteit van vaccins gericht op patiënten in verschillende stadia van de behandeling om de impact van suboptimale antilichaamresponsen op COVID-19-gerelateerde morbiditeit en mortaliteit te bepalen.
Referentie