Toevoeging van ibrutinib aan inductie- en onderhoudsbehandeling zinvol bij mantelcellymfoom

mei 2024 Hematotrials Willem Van Altena

Toevoeging van ibrutinib aan de standaardinductie- en onderhoudsbehandeling leidt tot een langere ‘failure-free survival’ (FFS) bij onbehandelde, jonge (≤65 jaar) patiënten met een mantelcellymfoom bij wie een autologe stamceltransplantatie wordt uitgevoerd. Dit concluderen Martin Dreyling (Ludwig Maximilian Universiteitsziekenhuis, München, Duitsland) en collega-onderzoekers op basis van de resultaten van de TRIANGLE-studie.

TRIANGLE

TRIANGLE is een lopende ‘open-label’-fase III-studie van het Europese Mantecellymfoom Netwerk die wordt uitgevoerd in 165 ziekenhuizen in 13 Europese landen en Israël, waaronder het Erasmus MC in Rotterdam en het UMC Groningen. Onbehandelde patiënten van 18-65 jaar met een mantelcellymfoom voor wie een autologe stamceltransplantatie geschikt was, werden 1:1:1 gerandomiseerd tussen: (a) ibrutinib plus chemo-immunotherapie met een autologe stamceltransplantatie (groep A+I); (b) ibrutinib plus chemo-immunotherapie zonder een autologe stamceltransplantatie (groep I); of (c) chemo-immunotherapie met een autologe stamceltransplantatie (groep A). Inductiechemo-immunotherapie bestond uit afwisselend 3 R-CHOP-kuren en 3 R-DHAP-kuren.

Aanvullend kregen patiënten in groep A+I en groep I ibrutinib 560 mg oraal op dag 1-29 van de R-CHOP-kuur en een onderhoudsbehandeling met ibrutinib 560 mg/dag oraal gedurende 2 jaar. In groep A+I en groep A kregen patiënten voorafgaand aan de stamceltransplantatie een hoge dosis chemotherapie (‘conditionering’) met THAM of BEAM/TEAM. In alle behandelgroepen kon een onderhoudsbehandeling met rituximab gegeven worden gedurende 3 jaar, afhankelijk van de landelijke richtlijn. De primaire uitkomst was de FFS. Ook de veiligheid van de behandelingen werd beoordeeld.

Resultaten

Op het moment van de primaire analyse waren 870 patiënten willekeurig toegewezen aan groep A+I (n=292), groep I (n=290) en groep A (n=288). Na een mediane follow-upduur van 31 maanden was de 3-jaars-FFS statistisch significant langer in groep A+I dan in groep A (88 vs. 72%; HR [eenzijdig 98,3%-BI]: 0,52 [0-0,86]). Daarentegen verschilde de 3-jaars-FFS niet tussen groep A en groep I (72 vs. 86%; HR [eenzijdig 98,3%-BI]: 1,77 [0-3,76]).

Er waren geen relevante verschillen in ongewenste voorvallen van graad 3-5 tijdens de inductiefase of de autologe stamceltransplantatie tussen patiënten die inductiechemo-immunotherapie met R-CHOP/R-DHAP kregen met of zonder ibrutinib. Tijdens de onderhoudsfase en de follow-upperiode werden meer ongewenste hematologische voorvallen en infecties van graad 3-5 gemeld in groep A+I (resp. 50 en 25%), vergeleken met groep I (resp. 28 en 19%) en groep A (resp. 21 en 13%).

Of de autologe stamceltransplantatie van meerwaarde is bij een ibrutinib-bevattend regime, is onduidelijk: groep A+I en groep I zullen pas aan het einde van de studie met elkaar worden vergeleken.

Referentie

Dreyling M, Doorduijn J, Giné E, et al. Ibrutinib combined with immunochemotherapy with or without autologous stem-cell transplantation versus immunochemotherapy and autologous stem-cell transplantation in previously untreated patients with mantle cell lymphoma (TRIANGLE): a three-arm, randomised, open-label, phase 3 superiority trial of the European Mantle Cell Lymphoma Network. Lancet 2024;403:2293-306.