Behandeling met nivolumab plus doxorubicine, vinblastine en dacarbazine (AVD) resulteert in een langere progressievrije overleving (‘progression-free survival’, PFS) en heeft een gunstiger veiligheidsprofiel dan brentuximab vedotin plus AVD bij adolescenten en volwassenen met een gevorderd klassiek Hodgkin-lymfoom. Dit concluderen Alex Herrera (City of Hope Comprehensive Cancer Center, Duarte, VS) en collega-onderzoekers op basis van de resultaten van de tweede geplande tussentijdse analyse van SWOG S1826.
In deze multicentrische ‘open-label’-fase III-studie werden patiënten van 12 jaar en ouder met een nieuw gediagnosticeerd klassiek Hodgkin-lymfoom in stadium III of IV gerandomiseerd tussen behandeling met nivolumab plus AVD of brentuximab vedotin plus AVD. Een vooraf gespecificeerde groep patiënten kwam in aanmerking voor radiotherapie gericht op metabool actieve restafwijkingen. De primaire uitkomstmaat was de PFS. Ook de veiligheid van de behandelingen werd onderzocht.
In totaal werden 994 patiënten gerandomiseerd, van wie er 970 deel uitmaakten van de ‘intention-to-treat’-populatie, waarin de werkzaamheid van de behandelingen werd beoordeeld. Na een mediane follow-upduur van 12,1 maanden bleek dat behandeling met nivolumab plus AVD de PFS statistisch significant verbeterde ten opzichte van brentuximab vedotin plus AVD (HR [99%-BI]: 0,48 [0,27-0,87]). Vanwege de korte follow-upduur werd de analyse herhaald nadat de patiënten mediaan 2,1 jaar (bereik: 0-4,2) waren gevolgd. Op dat moment bedroeg de 2-jaars-PFS 92% in de nivolumabgroep tegenover 83% in de brentuximab-vedotingroep (HR [95%-BI]: 0,45 [0,30-0,65]). Slechts 7 patiënten (<1%) ontvingen radiotherapie.
Over het algemeen werd de behandeling met nivolumab plus AVD beter verdragen dan die met brentuximab vedotin plus AVD. In de nivolumabgroep stopten minder patiënten vroegtijdig met de behandeling (9,4 vs. 22,2%) en overleden minder patiënten tijdens de behandeling (0,6 vs. 1,7%), vergeleken met de brentuximab-vedotingroep. De meeste ongevallen traden minder vaak op in de nivolumabgroep. De verschillen in toxiciteit tussen de behandelgroepen waren het meest uitgesproken voor patiënten ouder dan 60 jaar. In de brentuximab-vedotingroep was het sterftecijfer voor 60-plussers hoger dan dat voor jongere patiënten en moest ongeveer een derde van de 60-plussers vroegtijdig stoppen met de behandeling. In de nivolumabgroep werden geen verschillen in morbiditeit en mortaliteit gevonden tussen 60-plussers en jongere patiënten.
Referentie