Patiënten met gerecidiveerd/refractair diffuus grootcellig B-cel lymfoom die niet in aanmerking komen voor een autologe stamceltransplantatie, zijn aangewezen op een palliatieve behandeling met chemo-immunotherapie. In de fase III-studie STARGLO wordt bij deze patiëntengroep een combinatiebehandeling van glofitamab plus gemcitabine-oxaliplatine onderzocht. Uit de onlangs in The Lancet gepubliceerde tussentijdse studieresultaten komt naar voren dat patiënten met deze behandeling een significant betere overleving hebben dan patiënten die zijn behandeld met een combinatie van rituximab plus gemcitabine-oxaliplatine.1
Voor patiënten met diffuus grootcellig B-cel lymfoom (DLBCL) die recidiveren na een eerstelijnsbehandeling na R-CHOP en die niet in aanmerking komen voor re-inductie chemo-immunotherapie gevolgd door een autologe stamceltransplantatie, zijn er in het algemeen geen curatieve behandelingen voorhanden. De behandeling is dan ook gericht op een goede palliatie en behoud van kwaliteit van leven. Er is geen standaardbehandeling en soms wordt in overleg met de patiënt gekozen om niet te behandelen.2
Voor palliatieve behandeling met chemo-immunotherapie zijn er diverse mogelijkheden, waaronder met R-PECC (rituximab, chloorambucil, lomustine, etoposide, prednison), R-GemOX (rituximab met gemcitabine-oxaliplatine), R-bendamustine (rituximab-bendamustine) en R-lena (rituximab-lenalidomide). Recent zijn de werkzaamheid en veiligheid van een combinatiebehandeling van glofitamab plus gemcitabine-oxaliplatine (Glofit-GemOx) vergeleken ten opzichte van R-GemOx bij patiënten met recidief of refractair (R/R) DLBCL.
Glofitamab is een bispecifiek CD20-antilichaam, waarvan is aangetoond dat het als monotherapie een duurzame remissie induceert bij patiënten met R/R DLBCL na twee of meer eerdere behandelingslijnen.3 Glofitamab was nog niet eerder onderzocht als mogelijke tweedelijnsbehandeling. Van de nog lopende internationale fase III-studie STARGLO onder leiding van dr. Jeremy Abramson (Massachusetts General Hospital Cancer Center, Boston, VS) zijn onlangs in The Lancet de resultaten gepubliceerd van de primaire analyse en een bijgewerkte analyse, nadat alle patiënten de studiebehandeling hadden voltooid.1 Eerder dit jaar waren deze resultaten ook al gepresenteerd tijdens een late-breaking sessie van EHA 2024.4
In de gerandomiseerde, ‘open-label’ fase III-studie STARGLO werden patiënten met histologisch bevestigde R/R DLBCL, die na één of meer eerdere behandelingen niet in aanmerking kwamen voor autologe stamceltransplantatie, 2:1 gerandomiseerd naar Glofit-GemOx of R-GemOx. Glofit-GemOx werd toegediend als gemcitabine 1000 mg/m2 en oxaliplatine 100 mg/m2 i.v. plus glofitamab in een stapsgewijze dosering tot 30 mg gedurende 8 cycli en 4 extra cycli met alleen glofitamab. R-GemOx werd gegeven als gemcitabine 1000 mg/m2 en oxaliplatine 100 mg/m2 i.v. plus rituximab 375 mg/m2 gedurende 8 cycli. De primaire uitkomstmaat was de algehele overleving (‘overall survival’, OS). De responsgerelateerde (secundaire) eindpunten werden gemaskeerd beoordeeld door een onafhankelijke beoordelingscommissie.
In totaal werden in de studie 274 patiënten opgenomen en gerandomiseerd naar Glofit-GemOx (n=183) of R-GemOx (n=91). 158/274 (58%) patiënten waren man en de mediane leeftijd van de studiepopulatie was 68 jaar (IQR 58-74). In de primaire analyse bij een mediane follow-upduur van 11,3 maanden was de mediane OS in de Glofit-GemOx-groep niet schatbaar (NS) (95%-BI: 13,8 maanden – NS) versus 9,0 maanden (95%-BI: 9,6-12,7) in de R-GemOx-groep (HR [95%-BI]: 0,59 [0,40-0,89]; p=0,011). Ook de progressievrije overleving (PFS) in de Glofit-GemOx-groep was beter dan in de R-GemOx-groep (HR 0,37; p<0,0001), evenals het percentage patiënten met een complete respons (CR) (50,3 versus 22,0%; p<0,0001). In de bijgewerkte analyse na een mediane follow-upduur van 20,7 maanden werd een daarmee consistente verbetering in de mediane OS waargenomen in de Glofit-GemOx-groep (25,5 maanden [18,3-NS]) versus de R-GemOx-groep (12,9 maanden [7,9-18,5]) (HR [95%-BI] 0,62 [0,43-0,88]). Dat gold ook voor de mediane PFS (resp. 13,8 versus 3,6 maanden; HR 0,40) en het CR-percentage (resp. 58,5 versus 25,3%).
Gedurende de studie trad ten minste één ongewenst voorval trad op bij 180 (100%) patiënten in de Glofit-GemOx-groep en 84 (96%) patiënten in de R-GemOx-groep. Het cytokineafgifte-syndroom kwam voor bij 76 (44%) van de 172 patiënten die aan glofitamab waren blootgesteld, en was overwegend laaggradig. Sterfgevallen in verband met glofitamab of rituximab deden zich voor bij vijf (3%) patiënten in de Glofit-GemOx-groep en bij één (1%) patiënt in de R-GemOx-groep.
Op grond van de gepresenteerde resultaten van de primaire en de bijgewerkte analyse van de nog lopende fase III-studie STARGLO hebben de onderzoekers geconcludeerd dat Glofit-GemOx ten aanzien van de algehele overleving een significant voordeel heeft laten zien ten opzichte van R-GemOx. Dit ondersteunt volgens hen het gebruik van Glofit-GemOx bij patiënten met R/R DLBCL die na één of meer eerdere behandelingslijnen niet in aanmerking komen voor transplantatie.
Referenties