Toevoeging van blinatumomab aan gecombineerde chemotherapie resulteert in een significante verbetering van de ziektevrije overleving bij kinderen met een nieuw gediagnosticeerde standaardrisico B-cel acute lymfoblastaire leukemie met een gemiddeld tot hoog risico op recidief. Dit is de conclusie van een vroegtijdig afgebroken fase III-studie uitgevoerd door een onderzoeksteam onder leiding van dr. Sumit Gupta (University of Toronto, Canada).
B-cel lymfoblastaire leukemie (B-cel ALL) is de meest voorkomende vorm van kanker bij kinderen. De kans op genezing is hoog. Na twee jaar behandeling met chemotherapie zijn negen van de tien kinderen genezen. Niettemin is recidief B-cel ALL de belangrijkste doodsoorzaak door kanker bij kinderen.
Blinatumomab is een bispecific T-cell engager (BiTE)-antilichaam gericht tegen CD19 op B-cellen en CD3 op T-cellen. Cytotoxische T-cellen worden door binding aan dit antilichaam geactiveerd en kunnen vervolgens de CD19-positieve leukemiecellen doden. In een fase III-studie werd onderzocht of met toevoeging van blinatumomab aan de behandeling van nieuw gediagnosticeerde standaardrisico (zoals gedefinieerd door het National Cancer Institute) B-cel ALL de behandelresultaten zouden kunnen worden verbeterd.
In een fase III-studie werden kinderen met een nieuw gediagnosticeerde standaardrisico B-cel ALL met een gemiddeld tot hoog risico op recidief gerandomiseerd naar alleen chemotherapie of chemotherapie met blinatumomab in 2 niet opeenvolgende cycli van 28 dagen. De primaire uitkomstmaat was ziektevrije overleving.
In een eerste tussentijdse analyse die werd uitgevoerd door de Data and Safety Monitoring Committee werden de gegevens van 1440 gerandomiseerde patiënten (waarvan 722 patiënten toegewezen naar chemotherapie en 718 patiënten toegewezen naar chemotherapie en blinatumomab) onderzocht. Op grond daarvan werd aanbevolen om de randomisatie vroegtijdig te beëindigen.
Bij een mediane follow-upduur van 2,5 jaar was de geschatte 3-jaars ziektevrije overleving 96,0% (SD ± 1,2%) in de blinatumomabgroep en 87,9% (SD ± 2,1%) in de chemotherapiegroep. Het verschil in de mediane overlevingsduur tussen beide behandelgroepen was 72 dagen (95%-BI: 36-108). De geschatte 3-jaars ziektevrije overleving bij patiënten met een gemiddeld recidiefrisico was 97,5% (SD ± 1,3%) in de blinatumomabgroep en 90,2% (SD ± 2,3%) in de chemotherapiegroep. Bij patiënten met een hoog recidiefrisico bedroeg dit respectievelijk 94,1% (SD ± 2,5%) en 84,8% (SD ± 3,8%).
Cytokineafgifte-syndroom, toevallen en sepsis van graad ≥3 kwamen tijdens de cycli met blinatumomab zelden voor. De algehele incidentie van niet-fatale sepsis en kathetergerelateerde infecties was echter significant hoger bij patiënten met een gemiddeld recidiefrisico die waren toegewezen naar de blinatumomabgroep dan bij degenen die waren toegewezen naar de behandelgroep met alleen chemotherapie.
Referentie