Articles

Cognitief functioneren van patiënten na een hematopoëtische stamceltransplantatie vergeleken met de algehele bevolking: de MOSA-studie

NTVH - jaargang 20, nummer 6, september 2023

drs. B. Wauben , dr. M.W.M. van der Poel , dr. M.M.J. Greevenbroek , drs. N.C. van Yperen , dr. M.T. Schram , dr. M.P.J. van Boxtel , dr. M. Sastry , dr. S.O. Simons , prof. dr. C.D.A. Stehouwer , prof. dr. P.C. Dagnelie , dr. A. Wesselius , prof. dr. H.C. Schouten , dr. S. Köhler

SAMENVATTING

Een deel van de mensen die werd behandeld met een stamceltransplantatie in verband met een hematologische ziekte, krijgt te maken met cognitieve problemen. In de Maastricht Observationele studie naar late effecten van een StamceltrAnsplantatie (MOSA) werd de prevalentie van cognitieve problemen bij patiënten die minimaal twee jaar geleden zijn behandeld met een stamceltransplantatie gekwantificeerd en vond een vergelijking plaats met een referentiegroep afkomstig uit de algemene bevolking. De prevalentie van cognitieve problemen bij patiënten was hoger dan in de algemene bevolking (respectievelijk 34,8% en 21,3%; p=0,002). Patiënten hebben een lagere algehele cognitiescore en lagere scores op de domeinen geheugen, informatieverwerkingssnelheid en de executieve en aandachtfuncties resulterend in een negen jaar hogere cognitieve leeftijd vergeleken met de algemene bevolking. Vroegtijdige herkenning van cognitieve klachten die eerder kunnen optreden dan op basis van iemands leeftijd kan worden verwacht, is van belang voor het kunnen organiseren van de best passende zorg.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2023;20:268–77)

Lees verder

Signalering, monitoring en behandeling van (risico op) ondervoeding bij intensieve behandeling voor hematologische maligniteiten

NTVH - 2020, nummer 7, october 2020

R. van Lieshout MSc, dr. L.W. Tick , prof. dr. E.A.M. Beckers , dr. P.E. Westerweel , dr. H.R. Koene , dr. J. Regelink , M.W. van den Bosch , S. Custers BSc, I.M. Dekker MSc, M.D. Douma BSc, D. Kalter BSc, S. Kranenburg BSc, D. van der Lee BSc, P. van Rhoon-Bruijnzeel BSc, H. Schlösser BSc, M. Somer BSc, C.J. van Tilborg BSc, W.K. Visser BSc, prof. dr. H.C. Schouten , dr. S. Beijer

SAMENVATTING

Hoewel de voedingstoestand van hematologische patiënten bij aanvang van intensieve behandeling met hooggedoseerde chemotherapie veelal gevolgd door een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) doorgaans goed is, bestaat er een grote kans op ondervoeding gedurende de behandeling door de hoogprevalente en ernstige gastro-intestinale bijwerkingen. Ondervoeding voor en na een HSCT is geassocieerd met een slechtere overleving, een langere opnameduur en een grotere kans op een recidief en complicaties. In tegenstelling tot andere prognostische factoren kan ondervoeding mogelijk worden beïnvloed met voedingsinterventies. Het is daarom van belang om de voedingstoestand herhaaldelijk en systematisch te beoordelen zodat ondervoeding tijdig kan worden gesignaleerd en behandeld. Er is echter gebrek aan onderzoek naar het effect van voedingsinterventies op klinische uitkomsten bij hematologische patiënten met hooggedoseerde chemotherapie en/of HSCT. Mede hierdoor ontbreekt consensus ten aanzien van of en wanneer welke voedingsinterventies moeten worden ingezet. Het verschil in voedingsbeleid bij intensief behandelde hematologische patiënten tussen ziekenhuizen is groot, met name ten aanzien van de toepassing van sondevoeding (SV) en parenterale voeding (PV). Op basis van de beschikbare gegevens kan een voedingsinname <60–75% van de vastgestelde energie- en eiwitbehoefte gedurende een (verwachte) periode van 3–7 dagen worden gehanteerd als indicatie voor het starten met SV/PV. Daarbij rechtvaardigen aanwezigheid van ondervoeding, een vermin- derde voedingsinname vroeg in de behandelfase en /of malabsorptie eerder starten met SV/PV. Hoewel er weinig onderzoeken naar SV versus PV beschikbaar zijn om uitsluitsel te geven over de beste vorm van voedingsinterventie, is er toenemend bewijs dat pleit voor het benutten van een functionerend maagdarmkanaal tijdens intensieve behandelingen voor hematologische maligniteiten. Om tot een goede keuze voor SV of PV te komen, dient systematische triage te worden toegepast op basis van de ernst van gastro-intestinale klachten, waaronder ileus, braken, mucositis, diarree en/of malabsorptie.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2020;17:283-93)

Lees verder

Samenvatting van de Nederlandse richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van paroxysmale nachtelijke hemoglobinurie

NTVH - 2018, nummer 6, september 2018

dr. S.M. Langemeijer , dr. S. Halkes , prof. dr. S.S. Zeerleder , prof. dr. H.C. Schouten , dr. P.A.W. te Boekhorst , dr. B. Span , dr. M. de Witte , dr. M. Bartels , dr. P. Muus

samenvatting

Recentelijk is de NVvH-richtlijn ‘Paroxysmale Nachtelijke Hemoglobinurie’ (PNH) gepubliceerd. Deze richtlijn beoogt meer inzicht te geven in de diagnostiek en behandeling van patiënten met deze zeldzame beenmergaandoening. Sinds de ontwikkeling van complementremmers is de behandeling van PNH sterk veranderd. Gezien de mogelijke bijwerkingen, lange duur (levenslang) en kosten van de behandeling is er een noodzaak tot het stellen van uniforme criteria voor het toepassen hiervan. Hierop wordt in de richtlijn uitgebreid ingegaan.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2018;15:285–92)

Lees verder

‘Revival’ van de haplo-identieke stamceltransplantatie

NTVH - 2017, nummer 8, december 2017

dr. G.N.Y. van Gorkom , dr. M. van Gelder , dr. L. Wieten , dr. P.A. von dem Borne , prof. dr. H.C. Schouten , prof. dr. G.M.J. Bos , dr. C.H.M.J. van Elssen

SAMENVATTING

Het gebruik van haplo-identieke stamceltransplantatie voor hematologische maligniteiten is wereldwijd in snelle opkomst door de ontwikkeling van nieuwe transplantatiemethoden die een verbetering van de overleving geven. Hierdoor is een haplo-identieke donor een steeds aantrekkelijker wordend alternatief voor patiënten met een hoogrisico hematologische maligniteit die geen HLA-identieke donor hebben. De op dit moment in Nederland meest gebruikte methode van haplo-identiek transplanteren is met de toevoeging van posttransplantatie-cyclofosfamide. Hierdoor worden de alloreactieve T-cellen, die verantwoordelijk worden geacht voor graft-versus-hostziekte, geëlimineerd en blijven andere T-cellen in leven, zodat zij hun rol in het bestrijden van infecties kunnen uitvoeren. Buiten Nederland wordt vooral gebruikgemaakt van posttransplantatie-cyclofosfamide, maar er worden ook alternatieve schema’s gebruikt. Er wordt nog veel onderzoek gedaan naar het effect van donorselectie, graftbewerking en graft-versus-hostprofylaxe. Op dit moment is een nationale fase 1/2-studie gaande waarin patiënten met een hoogrisico multipel myeloom worden behandeld met een ‘natural killer’-cel alloreactieve, haplo-identieke transplantatie gevolgd door posttransplantatie-cyclofosfamide.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2017;14:359–66)

Lees verder

HOVON 140: een prospectieve, multicentrische, gerandomiseerde fase 3-studie omtrent de effectiviteit van standaard chemo-immuuntherapie (FCR/BR) versus rituximab en venetoclax (RVe) versus obinutuzumab (GA101) en venetoclax (GVe) versus obinutuzumab en ibrutinib en venetoclax (GIVe) bij fitte patiënten met onbehandelde chronische lymfatische leukemie (CLL) zonder del(17p) of TP53-mutatie

NTVH - 2017, nummer 8, december 2017

drs. L. van der Straten , dr. M.D. Levin , dr. K.L. Wu , dr. A. van Hoof , prof. dr. E. van den Neste , dr. H. Demuynck , prof. dr. A.M.H. Janssens , dr. D. Deeren , dr. H.P.J. Visser , dr. J. Regelink , dr. M.E.D. Chamuleau , dr. E. van der Spek , drs. R.S. Boersma , dr. M. van der Klift , dr. R.F.J. Schop , dr. W.E.F.M. Posthuma , dr. D.E. Issa , drs. J.J. Wegman , dr. S. Wittebol , dr. L.W. Tick , dr. M.R. Schaafsma , dr. B.C. Tanis , dr. M. Bellido , dr. A. Beeker , dr. M. Hoogendoorn , prof. dr. J.H. Veelken , prof. dr. H.C. Schouten , dr. H.R. Koene , K. Oosterveld , dr. S.A.J. Croockewit , dr. M.B.L. Leys , dr. G.J. Veldhuis , dr. C.A.M. Idink , dr. J. Droogendijk , dr. R. Mous , dr. A. Koster , dr. K.G. van der Hem , dr. E.C. Dompeling , prof. dr. M.H.J. van Oers , prof. dr. A.P. Kater

SAMENVATTING

De HOVON 140 (de GA101 Ibrutinib ABT101 (GAIA)-studie) is ontwikkeld om te evalueren of chemo-immuuntherapie (FCR/BR) in de eerstelijnsbehandeling van fitte patiënten met chronische lymfatische leukemie kan worden vervangen door gerichte therapie met venetoclax (en ibrutinib) in combinatie met anti-CD20-antistoffen.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2017;14:390–4)

Lees verder

Het myelodysplastisch syndroom: adviezen voor ijzerchelatie bij secundaire hemochromatose

NTVH - 2014, nummer 5, july 2014

E.M.P. Cremers , L. de Swart , prof. dr. G.A. Huls , dr. P.W. Wijermans , prof. dr. B. Löwenberg , dr. M. Jongen-Lavrencic , dr. G.E. de Greef , dr. P. Muus , dr. M. van Marwijk Kooy , dr. M.R. Schaafsma , dr. T. van Maanen , dr. W. Deenik , dr. A. Beeker , dr. R.E. Brouwer , dr. M. Hoogendoorn , dr. D.A. Breems , prof. dr. M.H.G.P. Raaijmakers , prof. dr. G.E.G. Verhoef , prof. dr. H.C. Schouten , dr. P.A. von dem Borne , prof. dr. J.H.E. Kuball , prof. dr. B.J. Biemond , prof. dr. E. Vellenga , prof. dr. G.J. Ossenkoppele , prof. dr. T.J.M. de Witte , prof. dr. A.A. van de Loosdrecht

Samenvatting

Namens de werkgroep AML/MDS van de Nederlands/Belgische Stichting Hemato-Oncologie voor Volwassenen in Nederland (HOVON) is een advies voor behandeling van secundaire hemochromatose in het myelodysplastisch syndroom (MDS) opgesteld. Secundaire hemochromatose is een onoverkomelijk gevolg van herhaaldelijke bloedtransfusies bij patiënten met MDS. Huidige diagnostiek en behandeling zijn gebaseerd op expertopinies en consensusrichtlijnen die zijn opgesteld naar aanleiding van internationale congressen. Een Nederlandse standaard ontbreekt hierbij. Dit artikel geeft een overzicht van de belangrijkste literatuur die de basis vormt voor behandeling van ijzerstapeling bij MDS-patiënten.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:215–21)

Lees verder

Richtlijn ‘Diagnostiek en behandeling van verworven aplastische anemie bij volwassenen’

NTVH - 2013, nummer 6, september 2013

dr. C. Huisman , dr. M.R. de Groot , dr. A.E.C. Broers , dr. H.R. Koene , dr. E.L. Meijer , dr. M.R. Schaafsma , dr. N.P.M. Schaap , prof. dr. H.C. Schouten , dr. L.F. Verdonck , dr. R.A.P. Raymakers , dr. C.J.M. Halkes

Samenvatting

De werkgroep Aplastische Anemie van de Nederlandse Vereniging voor Hematologie heeft de richtlijn ‘Diagnostiek en behandeling van verworven aplastische anemie bij volwassenen’ opgesteld. Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering, waar mogelijk berustend op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek. In deze richtlijn wordt een antwoord geformuleerd op de volgende vragen:

  1. Welke diagnostiek dient te worden ingezet bij verdenking op verworven aplastische anemie?
  2. Hoe dienen de diagnostische parameters te worden geïnterpreteerd en wanneer is er een indicatie voor behandeling?
  3. Wat is de meest geschikte eerstelijnsbehandeling bij patiënten met verworven aplastische anemie?
  4. Wat zijn de mogelijkheden voor tweede- of derdelijnsbehandeling bij falen op of recidief na eerstelijnstherapie?

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2013;10:201–13)

Lees verder