NTVH - jaargang 21, nummer 6, september 2024
I.A. van Zeventer
Op 18 januari 2024 promoveerde dr. Isabelle van Zeventer aan het Universitair Medisch Centrum Groningen (Rijksuniversiteit Groningen) cum laude op haar proefschrift getiteld ‘Blood count abnormalities and evolution of clonal hematopoiesis‘ onder begeleiding van promotoren prof. dr. G. Huls (afdeling Hematologie, UMC Groningen), prof. dr. J.H. Jansen (afdeling Laboratoriumgeneeskunde, Radboudumc) en copromotor dr. A.O. de Graaf (afdeling Laboratoriumgeneeskunde, Radboudumc). De belangrijkste bevindingen van haar onderzoek worden hier besproken.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2024;21:293–5)
Lees verderNTVH - jaargang 20, nummer 2, maart 2023
J.B. Salzbrunn , I.A. van Zeventer , dr. A.O. de Graaf , prof. dr. J.H. Jansen , prof. dr. G.A. Huls
Het ontstaan van mutaties is een onvermijdelijk gevolg van veroudering. Mutaties in zogenoemde ‘driver’-genen, die ook kenmerkend zijn voor myeloïde ziekten (AML, MDS, MPN), kunnen leiden tot een groeivoordeel van de gemuteerde stam/progenitorcel en daardoor tot klonale expansie. Dit proces, waarbij hematopoëtische klonen met bepaalde mutaties detecteerbaar worden, noemt men klonale hematopoëse (‘clonal hematopoiesis’; CH). In de vernieuwde WHO- en ICC-classificaties zijn verschillende vormen van CH gedefinieerd als premaligne aandoening, namelijk ‘clonal hematopoiesis of indeterminate potential’ (CHIP) en ‘clonal cytopenia of undetermined significance’ (CCUS). CHIP is frequent aanwezig in de algemene populatie (~25% ≥60 jaar). De kans op maligne ontaarding bedraagt ongeveer 0,2–1% per jaar. Voor CCUS, een beschrijving voor de aanwezigheid van CHIP in combinatie met onverklaarde en stabiele cytopenie, ligt dit getal substantieel hoger. De exacte kans is nog onduidelijk, omdat de eerste studies zijn uitgegaan van zeer verschillend geselecteerde cohorten. Bovendien lijkt er een grote variabiliteit in het risico op maligne ontaarding tussen individuen te bestaan. Om een verstandig beleid te formuleren voor individuen met CH, CHIP of CCUS, is het onderkennen van hoogrisicoprofielen binnen deze condities belangrijk. Recent onderzoek suggereert dat met name individuen met CCUS en spliceosoom (SF3B1, SRSF2, U2AF1), TP53-, JAK2-, RUNX1- of IDH1/2-mutaties, de aanwezigheid van meerdere gemuteerde genen of grote gemuteerde klonen een hoog risico hebben op maligne ontaarding. Voor individuen met CCUS en bovenstaande hoogrisicokenmerken lijken poliklinische vervolgcontroles conform laagrisico-MDS op zijn plaats. Het actief opsporen en vervolgen van CHIP in afwezigheid van onverklaarde persisterende cytopenie lijkt (voorlopig) niet geïndiceerd. Behalve een rol in maligne ontaarding lijkt CH belangrijk in de pathofysiologie van inflammatoire ziektebeelden (bijvoorbeeld hart- en vaatziekten of chronisch obstructieve longziekten). Verder heeft CH mogelijke implicaties bij het uitvoeren van stamceltransplantaties en bij het interpreteren van minimale restziekte (MRD). Het in 2020 beschreven VEXAS-syndroom, dat wordt gekenmerkt door verworven mutaties in het UBA1-gen in combinatie met de klinische kenmerken van een auto-inflammatoir syndroom en bloedbeeldafwijkingen, is tot slot een potentieel levensbedreigende subgroep van CH die herkenning en behandeling vereist.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2023;20:54–63)
Lees verderTo provide the best experiences, we and our partners use technologies like cookies to store and/or access device information. Consenting to these technologies will allow us and our partners to process personal data such as browsing behavior or unique IDs on this site and show (non-) personalized ads. Not consenting or withdrawing consent, may adversely affect certain features and functions.
Click below to consent to the above or make granular choices. Your choices will be applied to this site only. You can change your settings at any time, including withdrawing your consent, by using the toggles on the Cookie Policy, or by clicking on the manage consent button at the bottom of the screen.