Articles

CMyLife: een eerste inzicht in kwaliteit van leven en verbetermogelijkheden bij CML-patiënten voorafgaand aan gebruik van CMyLife

NTVH - 2017, nummer 4, june 2017

drs. K.A.E. Braspenning , dr. R.P.M.G. Hermens , M. Nowee , dr. J.J.W.M. Janssen , dr. P.E. Westerweel , prof. dr. N.M.A. Blijlevens

Samenvatting

CMyLife is een web-based platform opgezet voor samenwerking tussen patiënten, naasten, huisartsen, medisch specialisten en laboratoria, met als doel de zorg voor patiënten met chronische myeloïde leukemie (CML) meer persoonsgericht te maken. Een voor- en nameting is opgezet om na te gaan wat de toegevoegde waarde van het platform is. De eerste resultaten van de voormeting bij 72 patiënten geven inzicht in kwaliteit van leven en aangrijpingspunten voor verbetering door CMyLife. Patiënten hebben veel spier- en gewrichtsproblemen en melden in grote mate afwezigheid van informatie rondom de effecten van de behandeling op het sociale, gezins- en seksueel leven, verwijzing naar patiëntenorganisaties en andere revalidatie- en begeleidingsmogelijkheden. Ruim een derde van de respondenten gelooft niet in een eigen rol bij het behandelen van CML of heeft geen vertrouwen of kennis om actie te ondernemen. Respondenten blijken over voldoende vaardigheden te beschikken om nuttige gezondheidsinformatie te vinden op het internet. De vaardigheid om deze informatie te interpreteren kan daarentegen nog worden verbeterd.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2017;14:183–9)

Lees verder

Genetische veranderingen bij chronische myeloïde leukemie met t(9;22)(q34;q11)/BCR-ABL1: achtergronden en klinische consequenties

NTVH - 2017, nummer 4, june 2017

drs. I.G.P. Geelen , prof. dr. P.J.M. Valk , dr. H.B. Beverloo , dr. J.J.W.M. Janssen , prof. dr. J.J. Cornelissen , dr. P.E. Westerweel

Samenvatting

Genomische instabiliteit is een belangrijk onderliggend pathofysiologisch mechanisme bij chronische myeloïde leukemie (CML). Het leidt tot de vorming van het Philadelphia-chromosoom (Ph, t(9;22)(q34; q11)/BCR-ABL1) met verschillende breukpunten en variant translocaties, maar ook additionele chromosomale afwijkingen en mutaties in of buiten het BCR-ABL1-kinasedomein. Begrip van de diversiteit aan mogelijke chromosomale en moleculaire manifestaties bij CML is van belang voor de clinicus.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2017;14:162–70)

Lees verder

HOVON142: behandelingsvrije remissie bij patiënten met chronische myeloïde leukemie: een prospectieve studie naar nilotinib versus imatinib met een laagdrempelige overzetting naar nilotinib bij suboptimale respons

NTVH - 2017, nummer 2, march 2017

dr. P.E. Westerweel , dr. J.J.W.M. Janssen

SAMENVATTING

De HOVON142-studie is een prospectieve gerandomiseerde studie voor patiënten met nieuw gediagnosticeerde chronische myeloïde leukemie (CML). In de studie worden twee behandelstrategieën vergeleken: A) initiële behandeling met de eerstegeneratie-tyrosinekinaseremmer (TKI) imatinib en een laagdrempelige overzetting naar nilotinib in geval van een suboptimale behandelrespons versus B) initiële behandeling met tweedegeneratie-TKI nilotinib. De samengestelde primaire eindpunten van de studie zijn het bereiken van een diepe moleculaire remissie (MR4.5) na 24 maanden en het bereiken van succesvolle behandelingsvrije remissie na vijf jaar. De studie wordt in samenwerking met de Italiaanse GIMEMA uitgevoerd en zal in het eerste kwartaal van 2017 in diverse geselecteerde HOVON-centra in Nederland en België van start gaan.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2017;14:90–2)

Lees verder

Moleculaire mutaties als additionele leidraad voor de diagnose, prognose en behandeling van myeloproliferatieve aandoeningen

NTVH - 2017, nummer 1, january 2017

dr. L. Smit , dr. J.J.W.M. Janssen

Samenvatting

Recentelijk zijn er verschillende moleculaire biomarkers ontdekt door middel van genexpressieanalyse en ‘next-generation sequencing’-technieken, die geas-socieerd zijn met myeloproliferatieve neoplasma’s (MPN’s) en acute myeloïde leukemie. Deze moleculaire mutaties hebben een verbetering aangebracht in de diagnostiek, maar ook in het voorspellen van de uitkomst van de behandeling van MPN-patiënten. De aanwezigheid van een JAK2-, MPL– of CALR-mutatie geeft aan dat de ziekte klonaal is, kan helpen bij de diagnose van het subtype MPN en wat de prognose is. Mutaties die aanwezig zijn in MPN’s kunnen worden ingedeeld in specifieke en non-specifieke afwijkingen. MPN-specifieke mutaties zijn exclusief aanwezig in de klassieke MPN-vormen en zijn de JAK2-, CALR– en MPL-mutaties. JAK2-V617F-mutaties worden bij bijna alle gevallen van polycythemia vera gezien en bij ruwweg de helft van de gevallen van essentiële trombocytopenie (ET) en primaire myelofibrose (PMF). Bij JAK2-negatieve patiënten met PMF en ET blijkt bij ongeveer 65% een mutatie in het CALR-gen te bestaan. Patiënten met alleen een CALR-mutatie hebben een goede prognose, terwijl patiënten die alle drie de mutaties missen een slechte prognose hebben. De ontdekking van de JAK2-mutatie heeft ertoe geleid dat MPN-patiënten kunnen worden behandeld met een JAK2-remmer. Non-klassieke mutaties zijn onder andere mutaties die epigenetische veranderingen veroorzaken, zoals mutaties in ASXL1, TET2, EZH2, IDH1, IDH2 en DNMT3A, mutaties in genen die splitsing van ‘pre-messenger’-RNA beïnvloeden, waaronder SRSF2, U2AF1, SF3B1 en mutaties in genen die transcriptie reguleren, zoals TP53, IKZF1 en NF-E2. Al deze mutaties worden in hogere frequentie gezien in de acute fase van MPN’s. De aanwezigheid van een ASXL1-mutatie is bij PMF-patiënten geassocieerd met een slechte prognose. Daarnaast is de CSF3R-mutatie diagnostisch voor chronische neutrofielenleukemie (CNL) en kunnen, afhankelijk van het type mutatie, deze CSF3R-positieve CNL-patiënten gevoelig zijn voor JAK2- of SRC-remmers. Bij atypische CML komen bij 25% SETBP1-mutaties en bij 9% ETNK1-mutaties voor.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2017;14:21–8)

Lees verder

Chronische myeloïde leukemie en therapietrouw

NTVH - 2014, nummer 6, september 2014

dr. N. Thielen , dr. C.C.L.M. Boons , dr. J.G. Hugtenburg , prof. dr. G.J. Ossenkoppele , dr. J.J.W.M. Janssen

Samenvatting

De introductie van de tyrosinekinaseremmers (TKI’s) iets meer dan een decennium geleden heeft de prognose van patiënten met chronische myeloïde leukemie (CML) enorm verbeterd. Het behalen van een goede cytogenetische en moleculaire respons is een voorspellende factor voor een uitstekende prognose. Uit verschillende studies, verricht bij patiënten die de eerstelijns-TKI imatinib gebruiken, blijkt dat therapietrouw een grote rol speelt bij het behalen van de gewenste respons. Hoe lager de therapietrouw, des te hoger de kans op falen van de behandeling en ook de kans op ziekteprogressie. Het is dan ook van groot belang dat de CML-patiënt zich hiervan bewust is en dat er in de spreekkamer regelmatig over therapietrouw wordt gesproken. In geval van therapieontrouw is interventie met een op maat gemaakt plan noodzakelijk.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:241–7)

Lees verder

Richtlijnen voor de behandeling van chronische myeloïde leukemie anno 2014

NTVH - 2014, nummer 5, july 2014

dr. J.J.W.M. Janssen , prof. dr. J.J. Cornelissen , dr. W.E.F.M. Posthuma , prof. dr. J.H.F. Falkenburg , prof. dr. B.J. Biemond , prof. dr. G.M.J. Bos , dr. E.J. Petersen , dr. A.V.M.B. Schattenberg , dr. W.M. Smit , prof. dr. G.E.G. Verhoef , prof. dr. E. Vellenga , dr. P.E. Westerweel , prof. dr. G.J. Ossenkoppele

Samenvatting

In dit artikel worden de meest recente ontwikkelingen bij de behandeling van chronische myeloïde leukemie besproken. Nieuwe gegevens betreffende effectiviteit en bijwerkingen van de verschillende tyrosinekinaseremmers worden samengevat. Tevens worden adviezen gegeven voor behandeling en monitoring van de ziekte.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:185–98)

Lees verder

Hoge dosis imatinib versus hoge dosis imatinib in combinatie met intermediaire dosis cytarabine bij patiënten met nieuw gediagnosticeerde chronische myeloïde leukemie:

NTVH - 2014, nummer 3, april 2014

dr. N. Thielen , dr. B. van der Holt , prof. dr. G.E.G. Verhoef , R.A.H.M. Ammerlaan , prof. dr. P. Sonneveld , dr. J.J.W.M. Janssen , dr. W. Deenik , prof. dr. J.H.F. Falkenburg , prof. dr. M.J. Kersten , dr. H.A.M. Sinnige , dr. M.R. Schipperus , dr. A.V.M.B. Schattenberg , dr. M. van Marwijk Kooy , dr. W.M. Smit , I.W.T. Chu , prof. dr. P.J.M. Valk , prof. dr. G.J. Ossenkoppele , prof. dr. J.J. Cornelissen

Samenvatting

Ondanks de revolutionaire verbetering van de prognose van chronische myeloïde leukemie (CML) sinds de introductie van imatinib zijn er nog steeds patiënten met resistente ziekte. In deze multicentrum, gerandomiseerde fase III-studie werd onderzocht of toevoeging van intermediaire dosis cytarabine aan hoge dosis imatinib in vergelijking met hoge dosis imatinib alleen, de ‘major’ moleculaire respons (MMR) verbetert bij nieuw gediagnosticeerde CML-patiënten. De studie werd voortijdig gesloten vanwege teruglopende patiënteninclusie ten gevolge van de introductie van tweedegeneratie-tyrosinekinaseremmers en slechts een derde van de initieel vereiste patiënten werd geïncludeerd. Honderdnegen patiënten tussen 18 en 65 jaar werden gerandomiseerd tussen monotherapie met imatinib 800 mg (n=55) of imatinib 800 mg met toevoeging van 2 opeenvolgende cycli cytarabine 200 mg/m2, ieder gedurende 7 dagen (n=54). Na een mediane follow-up van 41 maanden volgde 67% van de patiënten nog steeds het studieprotocol. Het MMR-percentage na 12 maanden was 56% in de imatinib-groep en 48% in de combinatiegroep (p=0,39). Progressievrije overleving was 96% na 1 jaar en 89% na 4 jaar. De algehele vierjaarsoverleving was 97%. Bijwerkingen van graad 3 en 4 kwamen meer voor in de combinatiegroep. De toevoeging van intermediaire dosis cytarabine aan imatinib leidde niet tot een betere MMR na 12 maanden. De te lage ‘power’ van de studie belet ons echter om definitieve conclusies te trekken. Deze studie is geregistreerd op www.trialregister.nl (NTR674) en werd eerder gepubliceerd in Annals of Hematology 2013;92: 1049–56.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:113–23)

Lees verder