Articles

Richtlijn behandeling multipel myeloom 2015

NTVH - 2015, nummer 8, december 2015

prof. dr. S. Zweegman , prof. dr. H.M. Lokhorst , dr. M.D. Levin , dr. E. de Waal , prof. dr. G.M.J. Bos , prof. dr. M.J. Kersten , dr. S.A.J. Croockewit , dr. P.F. Ypma , dr. S.K. Klein , prof. dr. M.C. Minnema , prof. dr. P. Sonneveld

NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:279–302

Lees verder

Behandeling van het non-hodgkinlymfoom met antistoffen: nieuwe targets, nieuwe concepten

NTVH - 2015, nummer 7, october 2015

dr. M. Jak , prof. dr. M.J. Kersten

Samenvatting

De afgelopen 10 jaar zijn er veel nieuwe middelen ontwikkeld voor de behandeling van het non-hodgkinlymfoom (NHL). De komende jaren zullen er ook veel nieuwe antistoffen op de markt komen. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de tot nu toe behaalde resultaten met nieuwe antilichamen bij NHL-patiënten. Achtereenvolgens zullen worden besproken de ‘antibody drug conjugates’ (ADC’s), de ‘immune checkpoint’-remmende antilichamen en tot slot de zogenoemde bispecifieke T-cel-‘engagers’ (BiTEs).

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:245–52)

Lees verder

HOVON 124-studie: een multicentrum fase 1/2-studie met ixazomib, dexamethason en rituximab bij patiënten met recidief of progressie van de ziekte van Waldenström

NTVH - 2015, nummer 4, june 2015

dr. J.M.I. Vos , prof. dr. M.C. Minnema , prof. dr. M.J. Kersten

Samenvatting

De HOVON 124-studie onderzoekt of bij patiënten met recidief of progressie van Morbus Waldenström (MW) behandeling met ixazomib, rituximab en dexamethason effectief is. Acht cycli combinatietherapie worden bij responsieve ziekte gevolgd door 2 jaar onderhoudstherapie met rituximab. Het betreft (met uitzondering van de eerste kuur) een niet-intraveneus schema, aangezien de rituximab subcutaan wordt toegediend. Proteasoomremmers zoals bortezomib zijn zeer effectief gebleken bij MW, echter neuropathie lijkt bij deze groep significant vaker voor te komen dan bij patiënten met multipel myeloom (MM). Neurotoxiciteit is bij de nieuwe proteasoomremmer ixazomib een minder frequent voorkomende bijwerking. Bovendien heeft het als voordeel dat het een oraal middel is. De studie bestaat uit een beperkt fase 1-deel, waarin wordt onderzocht of de standaard-dosering van 4 mg ixazomibgegeven op dag 1, 8, 15, zoals die nu bij MM wordt gebruikt, in deze combinatie ook bij patiënten met MW geen dosis-limiterende toxiciteit geeft. Vervolgens zal in het fase 2-deel de effectiviteit worden onderzocht met als primair eindpunt de remissiestatus na 8 cycli. De HOVON 124-studie is de eerste HOVON-studie voor patiënten met MW.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:148–52)

Lees verder

De consequenties van de genetische variatie van het diffuus grootcellig B-cellymfoom voor het klinische beleid

NTVH - 2014, nummer 8, december 2014

dr. M.E.D. Chamuleau , prof. dr. D. de Jong , prof. dr. P.M. Kluin , dr. P.J. Lugtenburg , prof. dr. M.J. Kersten , prof. dr. J.H. Veelken , dr. G.W. van Imhoff

Samenvatting

Het diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL) is een heterogene ziekte. Er zijn onderliggende genetische variaties bekend die gecorreleerd zijn met verschillende genezingspercentages op standaard eerstelijnstherapie met R-CHOP. Twee belangrijke genetische variaties worden in dit artikel besproken. Eerst wordt het ‘cell of origin’-concept toegelicht. Dit is het concept waarbij DLBCL wordt onderverdeeld op basis van het celtype waaruit het lymfoom ontstaat of waaraan het is gerelateerd (ABC- of GCB-subtype). Patiënten met een GCB-subtype DLBCL hebben na eerstelijnstherapie met R-CHOP een betere prognose dan patiënten met een ABC-subtype DLBCL. Daarnaast is de aanwezigheid van een MYC-translocatie een belangrijke negatieve prognostische factor. De bepaling van deze genetische verschillen zal binnenkort de behandeling van patiënten met een nieuw gediagnosticeerd DLBCL gaan beïnvloeden.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:347–53)

Lees verder

Hoge dosis imatinib versus hoge dosis imatinib in combinatie met intermediaire dosis cytarabine bij patiënten met nieuw gediagnosticeerde chronische myeloïde leukemie:

NTVH - 2014, nummer 3, april 2014

dr. N. Thielen , dr. B. van der Holt , prof. dr. G.E.G. Verhoef , R.A.H.M. Ammerlaan , prof. dr. P. Sonneveld , dr. J.J.W.M. Janssen , dr. W. Deenik , prof. dr. J.H.F. Falkenburg , prof. dr. M.J. Kersten , dr. H.A.M. Sinnige , dr. M.R. Schipperus , dr. A.V.M.B. Schattenberg , dr. M. van Marwijk Kooy , dr. W.M. Smit , I.W.T. Chu , prof. dr. P.J.M. Valk , prof. dr. G.J. Ossenkoppele , prof. dr. J.J. Cornelissen

Samenvatting

Ondanks de revolutionaire verbetering van de prognose van chronische myeloïde leukemie (CML) sinds de introductie van imatinib zijn er nog steeds patiënten met resistente ziekte. In deze multicentrum, gerandomiseerde fase III-studie werd onderzocht of toevoeging van intermediaire dosis cytarabine aan hoge dosis imatinib in vergelijking met hoge dosis imatinib alleen, de ‘major’ moleculaire respons (MMR) verbetert bij nieuw gediagnosticeerde CML-patiënten. De studie werd voortijdig gesloten vanwege teruglopende patiënteninclusie ten gevolge van de introductie van tweedegeneratie-tyrosinekinaseremmers en slechts een derde van de initieel vereiste patiënten werd geïncludeerd. Honderdnegen patiënten tussen 18 en 65 jaar werden gerandomiseerd tussen monotherapie met imatinib 800 mg (n=55) of imatinib 800 mg met toevoeging van 2 opeenvolgende cycli cytarabine 200 mg/m2, ieder gedurende 7 dagen (n=54). Na een mediane follow-up van 41 maanden volgde 67% van de patiënten nog steeds het studieprotocol. Het MMR-percentage na 12 maanden was 56% in de imatinib-groep en 48% in de combinatiegroep (p=0,39). Progressievrije overleving was 96% na 1 jaar en 89% na 4 jaar. De algehele vierjaarsoverleving was 97%. Bijwerkingen van graad 3 en 4 kwamen meer voor in de combinatiegroep. De toevoeging van intermediaire dosis cytarabine aan imatinib leidde niet tot een betere MMR na 12 maanden. De te lage ‘power’ van de studie belet ons echter om definitieve conclusies te trekken. Deze studie is geregistreerd op www.trialregister.nl (NTR674) en werd eerder gepubliceerd in Annals of Hematology 2013;92: 1049–56.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:113–23)

Lees verder

De behandeling van AL-amyloïdose in Nederland anno 2013 Adviezen van de HOVON-werkgroep Multipel Myeloom

NTVH - 2013, nummer 5, july 2013

prof. dr. M.C. Minnema , dr. B.P.C. Hazenberg , dr. S.A.J. Croockewit , prof. dr. S. Zweegman , prof. dr. M.J. Kersten , prof. dr. P. Sonneveld , dr. P.A. von dem Borne , prof. dr. G.M.J. Bos , DRS. E. van de Waal , prof. dr. E. Vellenga , prof. dr. H.M. Lokhorst

Samenvatting

AL-amyloïdose is de enige vorm van amyloïdose die wordt veroorzaakt door een plasmacelkloon in het beenmerg van vaak kleine omvang. Door de productie van een aberrante monoklonale vrije lichte keten en binding aan onder andere serum amyloïd P ontstaan amyloïddeposities in diverse organen en daardoor orgaandisfunctie. De mate van betrokkenheid van het hart is de belangrijkste prognostische parameter. De behandeling bij systemische ALamyloïdose is gebaseerd op behandelingen zoals toegepast bij het multipel myeloom, maar kent meer complicaties door de verminderde orgaanfunctie en matige conditie van de patiënten. Het doel van behandeling is het bereiken van een complete hematologische respons. Orgaanresponsen kunnen later optreden. De basis van behandeling is melfalan; hoog gedoseerd en gevolgd door autologe stamceltransplantatie bij jongere en fitte patiënten en lager gedoseerd en gecombineerd met dexamethason bij oudere en minder fitte patiënten. Van de nieuwere middelen lijkt met name de behandeling met de proteasoomremmer bortezomib uitvoerbaar met goede werkzaamheid. Om vermeende superioriteit van proteasoomremmers aan te tonen zijn verschillende gerandomiseerde fase III-studies gestart, waaronder de HOVON 104-studie. Behandeling van patiënten in studieverband wordt sterk aangeraden.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2013;10:165–79)

Lees verder

Richtlijnen behandeling multipel myeloom 2012

NTVH - 2012, nummer 8, december 2012

prof. dr. S. Zweegman , prof. dr. H.M. Lokhorst , dr. M.D. Levin , dr. E. de Waal , prof. dr. G.M.J. Bos , prof. dr. M.J. Kersten , dr. P.F. Ypma , dr. S.K. Klein , prof. dr. M.C. Minnema , prof. dr. P. Sonneveld

Lees verder