Articles

Perifeer T-cellymfoom: de nieuwste inzichten aan de hand van studies op basis van de Nederlandse Kankerregistratie

NTVH - jaargang 21, nummer 7, oktober 2024

drs. F.O. Meeuwes , dr. M. Brink , dr. J.S.P. Vermaat , dr. M. Nijland

SAMENVATTING

Perifere T-cellymfomen (PTCL) zijn zeldzame aandoeningen met doorgaans een slechte prognose. Er zijn weinig prospectieve studies verricht naar de behandeling van PTCL, laat staan gerandomiseerde fase III-studies. Derhalve kunnen retrospectieve populatie-gebaseerde cohortstudies van grote waarde zijn. De laatste jaren werden enkele voor de praktijk gezaghebbende studies in Nederland uitgevoerd op basis van data uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) die wordt beheerd door Integraal Kankerinstituut Nederland (IKNL). Hierbij lag de focus op het gebruik van etoposide tijdens de inductiebehandeling, consolidatie met autologe stamceltransplantatie (ASCT), rituximab bij angio-immunoblastair T-cellymfoom (AITL) en gecombineerde modaliteitstherapie (CMT) bij stadium I(E) PTCL.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2024;21:322–33)

Lees verder

Duraal marginale-zone-lymfoom

NTVH - 2021, nummer 4, june 2021

drs. F.O. Meeuwes , drs. S. Rosati , drs. D.M. Busz , dr. W.J. Plattel , dr. M. Nijland

SAMENVATTING

Het primair duraal marginale-zone-lymfoom (DMZL) is een zeldzaam B-cel non-hodgkinlymfoom dat zich sterk gelijkend aan een meningeoom kan presenteren. Het ziektebeloop is indolent en de prognose is uitstekend. Het DMZL is morfologisch en immuunfenotypisch verwant aan het ‘mucosa associated lymphoid tissue’ (MALT)-lymfoom. De pathogenese is onbekend, maar het DMZL heeft qua mutatieprofiel kenmerken van het nodale MZL. De behandeling bestaat uit lokale radiotherapie, vaak nadat chirurgische resectie reeds heeft plaatsgevonden, meestal onder de verdenking van een meningeoom. Bij uitgebreide ziekte kan een combinatie van chemotherapie en lokale radiotherapie of totale schedelbestraling worden overwogen. Ibrutinib lijkt gezien het overlappend mutatieprofiel van DMZL met het nodaal MZL een interessante therapeutische mogelijkheid. Systemische lokalisaties bij presentatie of bij het optreden van een recidief zijn zeldzaam.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:172-6)

Lees verder

Voors en tegens van dikkenaaldbiopten in de diagnostiek van maligne lymfomen: expertopinie gebaseerd op gegevens uit de dagelijkse Nederlandse praktijk

NTVH - 2021, nummer 3, april 2021

drs. E.G.G.M. Rutten , A.V. de Jonge , dr. K.H. Lam , dr. A. Diepstra , dr. K. Hebeda , dr. R.E. Kibbelaar , prof. dr. L. Koens , dr. M. van den Brand , dr. P.M. Jansen , ing. N.J. Hijmering , ing. P. Stathi , dr. S. van der Velde , dr. M.S. Kartachova , drs. W.H.F. Huijgen , drs. L.H. Böhmer , prof. dr. M.J. Kersten , dr. P.J. Lugtenburg , dr. M. Nijland , dr. J.S. Vermaat , dr. M.E.D. Chamuleau , prof. dr. D. de Jong

SAMENVATTING

Weefselonderzoek is vrijwel altijd noodzakelijk voor de diagnostiek en classificatie van maligne lymfomen. Hiervoor zijn verschillende verkrijgingstechnieken beschikbaar: cytologisch punctieonderzoek, dikkenaaldbiopten (DNB), incisiebiopten en gehele lymfeklierexcisies. Hoewel nationale en internationale richtlijnen de laatste twee methoden adviseren, is er veel discussie of dikkenaaldbiopten geschikt zijn voor lymfoomdiagnostiek. In dit ‘position paper’ bespreken we in hoeverre diagnostiek op basis van een DNB voldoende is voor de huidige en toekomstige eisen, wat de consequenties zijn voor wetenschappelijk onderzoek (aan de hand van de HOVON 900-registratiedatabase als voorbeeld) en welke verbeteringen mogelijk zijn.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:110-17)

Lees verder

Ibrutinib-onthoudingssyndroom bij de ziekte van Waldenström

NTVH - 2020, nummer 5, july 2020

drs. F.O. Meeuwes , dr. M. Nijland , drs. Y.H. Tromp , dr. T. van Meerten , prof. dr. G.A. Huls

SAMENVATTING

Ibrutinib is een irreversibele remmer van Brutons tyrosinekinase (BTK), geregistreerd voor de behandeling van chronische lymfatische leukemie (CLL), mantelcellymfoom (MCL) en de ziekte van Waldenström. Bij patiënten met de ziekte van Waldenström kan bij staken van ibrutinib een onthoudingssyndroom optreden. Dit fenomeen treedt bij ongeveer 20% van de patiënten binnen twee dagen na staken van ibrutinib op. Hierbij kunnen symptomen als koorts (86%), spierpijn (50%), nachtzweten (28%), artralgieën (23%), rillingen (18%), hoofdpijn (18%) en vermoeidheid (9%) ontstaan. Patiënten met een CXCR4-mutatie of een IgM >40 g/l voor start van ibrutinib hebben een lagere kans op het ontwikkelen van dit syndroom, in tegenstelling tot patiënten die een ‘very good partial response’ (VGPR) bereikten op ibrutinib. Wanneer ibrutinib wordt herstart, verdwijnen de symptomen snel. Bij CLL en MCL wordt het ibrutinib-onthoudingssyndroom niet beschreven. De etiologie is nog onduidelijk.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2020;17:215-7)

Lees verder

Karakteristieken van agressieve B-cellymfomen

NTVH - 2020, nummer 4, june 2020

dr. M. Nijland

SAMENVATTING

Op 16 oktober 2019 promoveerde dr. M. Nijland aan de Universiteit van Groningen op zijn proefschrift ‘Characteristics of aggressive B-cell lymphoma’, onder begeleiding van prof. dr. J.C. Kluin-Nelemans, prof. dr. A. van den Berg en dr. A. Diepstra. De belangrijkste bevindingen van het onderzoek worden hieronder weergegeven.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2020;17:182–5)

Lees verder

HOVON 151 en HOVON 152: consolidatie met ‘checkpoint’-remmers bij hoogrisico- diffuus grootcellig B-cellymfoom en dubbel/triple-‘hit’-lymfomen

NTVH - 2020, nummer 1, february 2020

dr. M. Nijland , dr. P.J. Lugtenburg , dr. J.M. Zijlstra , prof. dr. M.J. Kersten , dr. M.E.D. Chamuleau

SAMENVATTING

R-CHOP is sinds 2002 de standaard eerstelijnsbehandeling voor patiënten met een diffuus groot B-cellymfoom (DLBCL) en resulteert in een 3-jaarsoverleving van 60% voor patiënten met hoogrisicoziekte. Intensivering van het schema en de toevoeging van verschillende nieuwe middelen hebben de overleving van patiënten met DLBCL niet verbeterd. Consolidatiebehandeling met lenalidomide bij hoogrisico-DLBCL-patiënten verbeterde wel de progressievrije overleving, maar niet de overleving. Immuun-‘checkpoints’ zijn celoppervlakte-eiwitten, die de functie van T-cellen kunnen reguleren. Activatie van immuun-‘checkpoints’ door tumorcellen kan leiden tot suppressie en uitputting van T-cellen. ‘Checkpoint’-remmers, waaronder de PD1- en PDL1-antilichamen, kunnen T-cellen reactiveren. Bij solide maligniteiten hebben consolidatiestrategieën met ‘checkpoint’-remmers een significante reductie van de recidiefkans laten zien, met aanvaardbare toxiciteit. Bij sterk voorbehandelde patiënten met een agressief lymfoom gaf monotherapie met een ‘checkpoint’-remmer een algehele respons van 10–35%. De HOVON 151- en HOVON 152-onderzoeken zijn opgezet om het effect van consolidatie met respectievelijk atezolizumab (anti-PDL1) en nivolumab (anti-PD1) op de eradicatie van minimaal resterende ziekte bij hoogrisico-DLBCL (IPI-score >2) en dubbel- of triple-‘hit’-lymfomen te bestuderen.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2020;17:37–41)

Lees verder

Extranodaal NK/T-cellymfoom nasaal type: diagnostiek en behandeling

NTVH - 2019, nummer 8, november 2019

drs. J.A. van Doesum , prof. dr. G.A. Huls , dr. A. Diepstra , drs. M. Beijert , dr. T. van Meerten , dr. M. Nijland

SAMENVATTING

Het extranodaal NK/T-cellymfoom, nasaal type (ongeveer 10% van de rijpe T-cel-maligniteiten), is een agressief lymfoom dat sterk geassocieerd is met het Epstein-Barr-virus (EBV). Het komt vooral voor in Azië en Midden- en Zuid-Amerika. In Europa is de incidentie laag met in Nederland 5–10 casus per jaar. Voor de diagnostiek zijn een plasma-EBV-PCR en beeldvorming door middel van PET/CT- en MRI-nasofarynx van belang. In het UMCG behandelen we volgens het volgende protocol. In stadium I/II is radiotherapie de belangrijkste behandeling. Bij hoogrisicostadium I/II (stadium II, leeftijd >60 jaar, verhoogd LDH, ECOG ≥2, tumorinvasie in omgevende structuren) moet dit worden gecombineerd met chemotherapie. De beste overleving wordt bereikt met asparaginase-bevattende therapie. Wij geven voor deze groep de voorkeur aan twee SMILE-kuren (methotrexaat, ifosfamide, etoposide, dexamathason en asparaginase), gevolgd door radiotherapie 50–56 Gy en vervolgens nogmaals twee SMILE-kuren. Bij een gevorderd lymfoom, stadium III/IV, gaat de voorkeur uit naar drie SMILE-kuren gevolgd door een autologe stamceltransplantatie. Allogene stamceltransplantatie is alleen te overwegen bij een recidief of zeer moeizaam bereikte complete remissie.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2019;16:382–9)

Lees verder