Articles

HOVON 139: prospectieve multicentrum gerandomiseerde fase 2-studie omtrent de effectiviteit en veiligheid van obinutuzumab, gevolgd door obinutuzumab gecombineerd met venetoclax, gevolgd door standaard venetoclax onderhoud of MRD-gestuurde venetoclax onderhoud bij eerstelijnspatiënten met CLL ongeschikt voor FCR-behandeling

NTVH - , nummer ,

dr. M.D. Levin , dr. S. Kersting , prof. dr. A.P. Kater

Samenvatting

De HOVON 139 (GIVE-studie: Gazyvaro In combination with VEnetoclax in CLL) is een gerandomiseerde fase 2-studie, waarbij de randomisatie plaatsvindt in de onderhoudsfase. In eerste instantie ontvangen patiënten een pre-inductie met twee kuren obinutuzumab (CD20-antistof) om de hoeveelheid tumorcellen te laten afnemen en daardoor het risico op tumorlysissyndroom (TLS) door subsequente venetoclax (Bcl-2- remmer) te verlagen. Vervolgens worden patiënten gestadiëerd voor het risico op TLS en krijgen zij inductiebehandeling met zes cycli obinutuzumab in combinatie met venetoclax, gevolgd door zes kuren venetoclax monotherapie. Na deze inductiebehandeling worden patiënten, die minstens een partiële remissie hebben bereikt, gerandomiseerd tussen 12 cycli venetoclax onderhoud (groep A) en MRD-gestuurde venetoclax onderhoud (groep B). In groep B wordt de venetoclax gestopt als de patiënt MRD-negatief wordt. Patiënten in groep B die al MRD-negatief zijn op het moment van randomisatie, starten zelfs niet met de venetoclax onderhoudsbehandeling. Het primaire eindpunt is een MRD-negatief beenmerg na 24 (geplande) cycli venetoclax in combinatie met acht kuren obinutuzumab.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2017;14:142–8)

Lees verder

Richtlijn ‘Chronische Lymfatische Leukemie’

NTVH - 2016, nummer 8, december 2016

dr. S. Kersting , dr. M. van Gelder , dr. M.D. Levin , dr. R. Mous , dr. W.E.F.M. Posthuma , dr. H.M. van der Straaten , prof. dr. A.P. Kater

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2016;13:307-21)

Lees verder

Richtlijn voor diagnostiek en behandeling van chronische lymfatische leukemie/kleincellig lymfocytair lymfoom

NTVH - 2015, nummer 6, september 2015

dr. S. Kersting , dr. M.D. Levin , dr. M.E.D. Chamuleau , dr. S.M.G.J. Daenen , dr. E.C. Dompeling , dr. J.K. Doorduijn , dr. M. van Gelder , dr. M. Hoogendoorn , dr. J.M. Kerst , dr. M. Nijland , dr. M.R. Nijziel , dr. W.E.F.M. Posthuma , dr. R.A.P. Raymakers , dr. M.R. Schaafsma , drs. M.H. Silbermann , dr. H.M. van der Straaten , prof. dr. J.H. Veelken , dr. J.M.I. Vos , dr. S. Wittebol , prof. dr. M.H.J. van Oers , prof. dr. A.P. Kater

Samenvatting

In dit artikel worden de meest recente ontwikkelingen bij de behandeling van chronische lymfatische leukemie besproken. De huidige HOVON (‘associated’) studies worden besproken. Tevens worden adviezen gegeven voor diagnostiek en aanvullend onderzoek, keuze van behandeling en indicatie voor kinaseremmers.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:205–16)

Lees verder

Immuunglobulinesuppletie bij secundaire hypogammaglobulinemie ten gevolge van chronische lymfatische leukemie: aanwijzingen voor de praktijk

NTVH - 2015, nummer 5, july 2015

dr. S. Kersting , dr. P.F. Ypma , dr. W.E.F.M. Posthuma , dr. L.J. Ellerbroek

Samenvatting

Secundaire hypogammaglobulinemie komt vaak voor bij patiënten met chronische lymfatische leukemie en is een belangrijke oorzaak voor recidiverende infecties. Uit meerdere onderzoeken blijkt dat toediening van immuunglobulinen leidt tot afname van ernstige luchtweginfecties, echter zonder invloed op overleving. Gezien de mogelijke bijwerkingen van immuunglobuline, de kosten en het ontbreken van effecten op overleving is het wenselijk een selectie te maken van de patiënten die vooral gebaat zullen zijn bij deze behandeling. Op basis van onderzoek zullen patiënten met recidiverende ernstige luchtweginfecties én immuunglobuline-G <3 g/l het meest gebaat zijn bij immuunglobulinesuppletie. Profylactisch antibiotica kunnen als alternatief voor immuunglobulinesuppletie worden overwogen, maar hier zijn helaas geen vergelijkende onderzoeken naar verricht.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:186–9)

Lees verder

MURANO-studie: venetoclax voor patiënten met recidief of refractaire CLL

NTVH - 2015, nummer 3, april 2015

prof. dr. A.P. Kater , dr. M.D. Levin , dr. S. Kersting , dr. M.E.D. Chamuleau , dr. P.J. Lugtenburg , dr. M. Nijland , dr. O. de Weerdt , prof. dr. J.H. Veelken , dr. R.A.P. Raymakers , dr. R.J.W. van Kampen , dr. J. Regelink , dr. M.R. Nijziel , dr. R. Leys , dr. M.R. Schaafsma

Samenvatting

Met de toevoeging van een anti-CD20-antistof aan chemotherapie is de overleving van patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL) verbeterd, maar zeker de subgroep van patiënten met een deletie 17p en/of een p53- mutatie heeft een sterk verminderde respons. De veelbelovende werking van ibrutinib en idelalisib voor patiënten met CLL heeft de behandeling met name voor de laatste groep sterk verbeterd, maar de langetermijnuitkomst is onzeker door bijwerkingen en mogelijk selectie van resistente klonen. Venetoclax (ook wel GDC-199 of ABT-199) is een selectieve orale Bcl-2-remmer, die in een fase 2-studie bij patiënten met een prognostisch ongunstige CLL een respons van 78% liet zien. De voornaamste bijwerking bij de eerste patiënten die met venetoclax werden behandeld, was een ernstig tumorlysissyndroom, wat na de aanpassing van de startdoseringen (verplichte oplopende titratie in de loop van weken), vrijwel niet meer voorkomt. De MURANO-studie vergelijkt rituximab-venetoclax met rituximab-bendamustine bij patiënten met een recidief of refractaire CLL (na 1–3 voorgaande behandelingen) en zal in 14 centra in Nederland worden uitgevoerd. Het primaire eindpunt is progressievrije overleving.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:100–3)

Lees verder