Een dubbele mutatie in het TP53-gen lijkt een indicatie te zijn voor een slechtere prognose bij mensen die aan myelodysplastisch syndroom (MDS). Begin augustus verscheen een artikel over een onderzoek hiernaar in vaktijdschrift Nature Medicine. Het internationaal onderzoek werd geleid door het Memorial Sloan Kettering Cancer Center in New York, en er is ook aan bijgedragen door Amsterdam UMC en Radboudumc.
Myelodysplastisch syndroom (MDS) is een zeldzame vorm van bloedkanker, waarbij de productie van bloedcellen in het beenmerg ernstig is verstoord. Dat leidt tot misvormde en onvolgroeide bloedcellen, die vaak al vernietigd worden voordat ze het beenmerg kunnen verlaten. Het gevolg is dat er een tekort aan die bloedcellen kan ontstaan. Als het om rode bloedcellen gaat dan spreken we van bloedarmoede, of anemie. Bij een tekort aan witte bloedcellen spreken we over leukocytopenie, en als er een tekort is aan bloedplaatjes dan heet dat trombocytopenie. MDS wordt beschouwd als een voorstadium van acute myeloïde leukemie (AML), een levensbedreigende ziekte.
Van het TP53-gen is bekend dat het vaak muteert bij meerdere soorten kanker. Het gen speelt een rol in het detecteren van beschadigd DNA en het verhinderen dat cellen beschadigd DNA doorgeven aan andere cellen. Wanneer het TP53 gemuteerd raakt verliest het die capaciteit en kanker kan dan het gevolg zijn. In diverse soorten kanker is geconstateerd dat mutaties in het TP53-gen verband houden met slechte prognoses, zoals een verhoogde kans op terugkeer van de kanker, en een lagere overleving.
Elk gen komt in tweevoud voor in onze cellen: één kopie komt van de moeder en de andere komt van de vader. De onderzoekers keken of het TP53-gen nul, een keer of twee keer muteert bij MDS. Uit een studie onder 4.444 patiënten in 12 landen kwam de slechtere prognose naar voren bij een dubbele mutatie. Uit dat onderzoek bleek dat ongeveer een derde van de MDS-patiënten een enkelvoudige mutatie van het TP53-gen meedroegen. Deze patiënten lieten een vergelijkbaar beeld zien als patiënten die geen mutatie vertoonden: ze reageerden doorgaans goed op behandelingen, hadden een lage ziekteprogressie en een betere overleving. Bij twee op de drie patiënten was echter sprake van een dubbele mutatie, en bij hen was een veel somberder beeld te zien: slechte respons op behandelingen, snelle ziekteprogressie en lagere overleving.
Volgens medeauteur professor Joop Jansen, hoogleraar Experimentele hematologie bij Radboudumc is de dubbele TP53-mutatie zelfs de belangrijkste variabele voor het voorspellen van het verloop van de ziekte. “Daarom moet ook voor andere soorten kanker de impact van nul, één of twee mutaties in het TP53-gen worden onderzocht. Want TP53-mutaties komen veel voor bij andere soorten kanker,” bepleit hij.
De onderzoekers denken dat hun bevindingen onmiddellijk klinisch relevant zijn voor risicobeoordeling en behandeling voor mensen met deze vorm van bloedkanker. Mensen die niet een dubbele mutatie hebben, hebben immers niet per se een heel slechte prognose zoals eerder werd aangenomen. Gesuggereerd wordt bij een dubbele mutatie in het TP53-gen dat voor een intensief behandelplan wordt gekozen. Een stamceltransplantatie kan onderdeel van die strategie zijn.
Bronnen