CASUÏSTIEK

Een ernstige transfusiereactie verklaard door garnalenallergie

NTVH - jaargang 22, nummer 2, maart 2025

dr. M.E. Sonneveld , dr. S.J. Bernelot Moens , J. van den Akker , dr. J.M.I. Vos , dr. A.J. Kwakernaak

SAMENVATTING

Een 19-jarige man ontwikkelt anafylaxie in reactie op een trombocytentransfusie gedurende het traject van zijn allogene stamceltransplantatie. Alle veelvoorkomende oorzaken van transfusiereacties werden uitgesloten. De patiënt rapporteerde een garnalenallergie en bleek specifiek immuunglobuline E (IgE) te hebben gericht tegen garnaal en tropomyosine. Bij navraag had een bloeddonor kort voor donatie garnaal gegeten. In het verdere traject werd patiënt getransfundeerd met trombocytaferese van geselecteerde donoren die geen garnalen hadden gegeten voorafgaand aan donatie. Deze transfusies verliepen ongecompliceerd. Wanneer een patiënt met een voedselallergie een ernstige transfusiereactie ontwikkelt, kan na exclusie van andere oorzaken worden gedacht aan een IgE-gemedieerde reactie door het mee transfunderen van voedselallergenen.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2025;22:69–71)

Lees verder

APL-behandeling gecompliceerd door beenmergnecrose: een casus-serie en implicaties voor de praktijk

NTVH - jaargang 22, nummer 2, maart 2025

drs. E.A. van Boven , dr. M. Jongen-Lavrencic

SAMENVATTING

Hier beschrijven we een casus-serie van drie patiënten met acute promyelocytenleukemie (APL) en beenmergnecrose. Beenmergnecrose is een zeldzame maar ernstige complicatie bij patiënten behandeld met arseentrioxide (ATO) en ‘all-trans retinoid acid’ (ATRA). Er is weinig bekend over de incidentie, te verrichten diagnostiek of behandeling van beenmergnecrose. Naar aanleiding van deze drie casussen doen we een voorstel om 1) bij invaliderende pijnklachten en een sterk verhoogd LDH een MRI te verrichten en indien deze inconclusief is een beenmergaspiraat te overwegen, en 2) bij vastgestelde beenmergnecrose te overwegen ATO/ATRA tijdelijk te onderbreken.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2025;22:72–6)

Lees verder

Een zeldzame bijwerking: ibrutinib-geassocieerde panuveïtis

NTVH - jaargang 22, nummer 1, februari 2025

drs. S.J.M. van Hooijdonk , drs. L.S.J. van Vliet , drs. R.B. Fiets

SAMENVATTING

Ibrutinib is een proteïnekinaseremmer die veelvuldig wordt toegepast bij de behandeling van hematologische maligniteiten. Behandeling wordt over het algemeen goed verdragen. Bekende veelvoorkomende bijwerkingen zijn atriumfibrilleren, diarree, bloedingen en infecties. Recentelijk zijn in meerdere ‘case reports’ ook oculaire bijwerkingen en met name uveïtis beschreven. Het is belangrijk om hier als voorschrijver van op de hoogte te zijn, aangezien dit op langere termijn tot blijvende visusproblemen kan leiden.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2025;22:29–31)

Lees verder

Auto-immuun hemolytische anemie bij chronische lymfatische leukemie: een bijwerking van venetoclax?

NTVH - jaargang 22, nummer 1, februari 2025

drs. I.L. Luijkx , dr. A.J. van Gammeren , dr. M. van der Klift , dr. R.S. Boersma , drs. R.B. Fiets

SAMENVATTING

Auto-immuun hemolytische anemie (AIHA) is een vorm van hemolyse die wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van autoantistoffen gericht tegen erytrocyten. Het ziektebeeld kent een scala aan onderliggende oorzaken, waaronder lymfoproliferatieve maligniteiten. Over het algemeen is AIHA een zeldzame entiteit, maar in het kader van chronische lymfatische leukemie (CLL) komt het met enige regelmaat voor. Dit lijkt dan ook vaak de voor de hand liggende oorzaak bij patiënten met CLL. Anemie kan echter ook voorkomen als bijwerking van venetoclax. Wij beschrijven een patiëntcasus om deze bijwerking onder de aandacht te brengen. Een uitgebreide analyse naar de etiologie van AIHA is van belang, evenals de vroegtijdige herkenning van venetoclax als veroorzaker.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2025;22:32–7)

Lees verder

Immunisatie tegen glycoproteïne IV (CD36) met de vraag naar compatibele trombocytenconcentraten: drie casussen

NTVH - jaargang 21, nummer 8, december 2024

dr. L.E.M. Vriend , dr. R. Vicente-Steijn , dr. Y.W. van den Berg , dr. J. Akkermans , drs. C.M. Canté , dr. J. Slomp , dr. M.W. Tang , dr. O. Visser , dr. A. Gerrits , dr. E.J.T. Verweij , prof. dr. J.J. Zwaginga , prof. dr. M. de Haas , drs. L. Porcelijn

SAMENVATTING

Allo-antistoffen tegen glycoproteïne IV (GPIV) zijn zeldzaam, maar kunnen worden gevormd door GPIV-deficiënte personen na een zwangerschap of transfusie. Deze antistoffen kunnen leiden tot ernstige complicaties bij de neonaat/pasgeborene en bij transfusie-afhankelijke GPIV-deficiënte patiënten. Dit artikel beschrijft drie recente casussen waarbij GPIV-antistoffen werden gevonden en de behoefte ontstond voor GPIV-gematchte bloedproducten. Het brengt de uitdagingen aan het licht rondom de transfusieondersteuning van GPIV-deficiënte patiënten en daarmee de noodzaak voor een bestand met GPIV-deficiënte donoren in Nederland.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2024;21:391–6)

Lees verder

Hematologen, laat u niet misleiden door pseudohypercalciëmie bij monoklonale gammopathie: een casus ter illustratie

NTVH - jaargang 21, nummer 8, december 2024

dr. S.F.B.J. Mennens , dr. E. van der Spek , dr., ir. J. Ruinemans-Koerts , dr. M.M.G.J. van Borren

SAMENVATTING

We presenteren een patiënte bij wie het risico bestond op misdiagnose op basis van pseudohypercalciëmie. Onderzoeksresultaten duidden op een monoklonaal paraproteïne, 50% monoklonale plasmacellen in het beenmerg en hypercalciëmie, maar geen osteolytische botlaesies. Vervolgonderzoek toonde pseudohypercalciëmie aan, met verhoogd totaalcalcium in plasma, maar normaal geïoniseerd calcium: een discrepantie veroorzaakt door calciumbinding aan het monoklonaal paraproteïne (bevestigd door aanvullende laboratoriumexperimenten). Dientengevolge werd de patiënte gediagnostiseerd met ‘smouldering’ myeloom. Na 900 dagen werd vanwege aanwezigheid van botlaesies behandeling voor myeloom gestart. Als gevolg hiervan daalde het monoklonaal paraproteïne en verdween de pseudohypercalciëmie. Deze casus illustreert dat geïoniseerd calcium gemeten zou moeten worden bij monoklonale gammopathieën om misdiagnose te vermijden.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2024;21:397–403)

Lees verder

Een onverwachte oorzaak van diffuse intravasale stolling

NTVH - jaargang 21, nummer 7, oktober 2024

drs. B. Schaars , drs. M.A.J. Marijnissen-van Zanten , dr. L.E. Franssen , dr. M. Moviat

SAMENVATTING

Dit artikel bespreekt de casus van een 57-jarige patiënte die op de Intensive Care werd opgenomen met het klinisch beeld van een snel progressieve septische shock, een fulminante ernstige diffuse intravasale stolling (DIS) en multi-orgaanfalen. Een infectiebron werd niet aangetoond, ondanks uitgebreid aanvullend onderzoek in de vorm van bloeden galkweken, beeldvorming en diagnostische laparoscopie. Zij overleed binnen twee dagen ondanks maximale ondersteunende therapie met onder andere vasopressine, bloedproducten en breedspectrumantibiotica. Obductie toonde een zeldzaam primair (systemisch) kinasegentranslocatie (ALK)-negatief grootcellig anaplastisch lymfoom (ALCL) met betrokkenheid van onder andere het beenmerg, de lever en longen. Hoewel ook achteraf gezien deze diagnose niet klinisch had kunnen worden gesteld, illustreert deze casus het belang van differentiaaldiagnostisch denken bij patiënten met fulminante DIS.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2024;21:334–40)

Lees verder