NTVH - 2020, nummer 7, october 2020
R. van Lieshout MSc, dr. L.W. Tick , prof. dr. E.A.M. Beckers , dr. P.E. Westerweel , dr. H.R. Koene , dr. J. Regelink , M.W. van den Bosch , S. Custers BSc, I.M. Dekker MSc, M.D. Douma BSc, D. Kalter BSc, S. Kranenburg BSc, D. van der Lee BSc, P. van Rhoon-Bruijnzeel BSc, H. Schlösser BSc, M. Somer BSc, C.J. van Tilborg BSc, W.K. Visser BSc, prof. dr. H.C. Schouten , dr. S. Beijer
Hoewel de voedingstoestand van hematologische patiënten bij aanvang van intensieve behandeling met hooggedoseerde chemotherapie veelal gevolgd door een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) doorgaans goed is, bestaat er een grote kans op ondervoeding gedurende de behandeling door de hoogprevalente en ernstige gastro-intestinale bijwerkingen. Ondervoeding voor en na een HSCT is geassocieerd met een slechtere overleving, een langere opnameduur en een grotere kans op een recidief en complicaties. In tegenstelling tot andere prognostische factoren kan ondervoeding mogelijk worden beïnvloed met voedingsinterventies. Het is daarom van belang om de voedingstoestand herhaaldelijk en systematisch te beoordelen zodat ondervoeding tijdig kan worden gesignaleerd en behandeld. Er is echter gebrek aan onderzoek naar het effect van voedingsinterventies op klinische uitkomsten bij hematologische patiënten met hooggedoseerde chemotherapie en/of HSCT. Mede hierdoor ontbreekt consensus ten aanzien van of en wanneer welke voedingsinterventies moeten worden ingezet. Het verschil in voedingsbeleid bij intensief behandelde hematologische patiënten tussen ziekenhuizen is groot, met name ten aanzien van de toepassing van sondevoeding (SV) en parenterale voeding (PV). Op basis van de beschikbare gegevens kan een voedingsinname <60–75% van de vastgestelde energie- en eiwitbehoefte gedurende een (verwachte) periode van 3–7 dagen worden gehanteerd als indicatie voor het starten met SV/PV. Daarbij rechtvaardigen aanwezigheid van ondervoeding, een vermin- derde voedingsinname vroeg in de behandelfase en /of malabsorptie eerder starten met SV/PV. Hoewel er weinig onderzoeken naar SV versus PV beschikbaar zijn om uitsluitsel te geven over de beste vorm van voedingsinterventie, is er toenemend bewijs dat pleit voor het benutten van een functionerend maagdarmkanaal tijdens intensieve behandelingen voor hematologische maligniteiten. Om tot een goede keuze voor SV of PV te komen, dient systematische triage te worden toegepast op basis van de ernst van gastro-intestinale klachten, waaronder ileus, braken, mucositis, diarree en/of malabsorptie.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2020;17:283-93)
Lees verderNTVH - 2020, nummer 7, october 2020
drs. L.L. Cornelissen , prof. dr. J.J. Zwaginga
Profylactische trombocytentransfusies hebben gezorgd voor een afname van het aantal ernstige bloedingen bij hemato-oncologische patiënten. Richtlijnen adviseren in geval van een trombocytopenie door een tijdelijke aanmaakstoornis profylactische transfusies met als transfusietrigger een trombocytenwaarde van lager dan 10 × 109/l. Desondanks functioneert dit huidige transfusiebeleid niet optimaal voor alle patiënten. Een deel van de patiënten bloedt nog steeds, en heeft mogelijk een ander, intensiever beleid nodig. Echter, een ander deel maakt ook zonder deze profylaxe geen klinisch relevante bloedingen door en ontvangt dus momenteel vaak onnodig transfusies. Om het beleid te optimaliseren is een gepersonaliseerd profylactisch beleid nodig, waarbij klinische risicofactoren en biomarkers van individuele patiënten het bloedingsrisico, en idealiter ook het te verwachten effect van profylactische transfusies, voorspellen. Meer inzicht in voorspellende waarde van risicofactoren en biomarkers is hiervoor onontbeerlijk.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2020;17:276-82)
Lees verderNTVH - 2020, nummer 7, october 2020
H. Overbeek , dr. M. Söhne , Y. Westerman , dr. H.R. Koene , dr. E. van Leeuwen-Segarceanu , dr. O. de Weerdt
Dit artikel beschrijft een retrospectieve cohortanalyse naar de effectiviteit van beleidsveranderingen in de preventie van bijwerkingen bij 147 patiënten met multipel myeloom (MM) die werden behandeld met hoge dosis melfalan, gevolgd door een autologe stamceltransplantatie (ASCT). Door mondkoeling, aanpassingen in het anti-emeticaschema en microbiële profylaxe, invoering van het ambulante traject en vermindering van sondevoeding was er een reductie van bijna 80% orale mucositis ≥graad 2, ongeveer 60% reductie van misselijkheid en diarree en de neutropene koorts is met ruim 80% afgenomen.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2020;17:270-5)
Lees verderNTVH - 2020, nummer 6, september 2020
drs. J.A.M. Kamphuis , prof. dr. F.W. Asselbergs , drs. M. Linschoten , Dr. A.J. Teske , dr. A. van Rhenen
Anthracyclines worden frequent gebruikt voor de behandeling van hematologische maligniteiten. Cardiotoxiciteit is een belangrijke bijwerking van deze chemotherapeutica en geeft bij het merendeel van de patiënten initieel geen klachten. Op termijn kan cardiotoxiciteit echter leiden tot klinisch hartfalen, hetgeen gepaard gaat met belangrijke morbiditeit en mortaliteit. De behandeling, bestaande uit hartfalenmedicatie, is het meest succesvol indien deze snel na het ontstaan van hartschade wordt geïnitieerd. Vroegtijdige herkenning van cardiotoxiciteit door middel van actieve monitoring van de hartfunctie lijkt zodoende waardevol voor het behoud van de cardiale functie.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2020;17:231-8)
Lees verderNTVH - 2020, nummer 6, september 2020
drs. C.C.B. Kockerols , prof. dr. P.J.M. Valk , dr. M.D. Levin , prof. dr. J.J. Cornelissen , dr. J.J.W.M. Janssen , dr. P.E. Westerweel
Digitale PCR (D-PCR) is een zeer accurate en gevoelige moleculaire techniek voor de detectie en kwantificering van RNA- of DNA-fragmenten. Voor chronische myeloïde leukemie (CML) vormt het in specifieke omstandigheden een veelbelovend alternatief voor reguliere ‘real-time’ kwantitatieve PCR (RQ-PCR), met als meest directe toepassing het voorspellen van de succeskans op het bereiken van een behandelingsvrije remissie (‘treatment free remission’; TFR). Belangrijke reeds bekende prognostische parameters voor TFR zijn de duur van de behandeling met tyrosinekinaseremmers (TKI) en de duur van moleculaire remissie voorafgaand aan een stoppoging. Huidige TKI-stoprichtlijnen adviseren daarom een minimale behandelduur van drie jaar, maar bij voorkeur zes jaar of langer. Hoewel diepte van remissie gemeten met BCR-ABL1-RQ-PCR geen relatie toonde met de kans op het behouden van moleculaire remissie na een medicatiestop, was dit wel het geval indien gemeten met D-PCR. Als nieuwe voorspeller kan D-PCR bijdragen aan een betere selectie van kandidaten, maar ook aan het bepalen van de meest optimale timing van de medicatiestoppoging. In het algemeen vindt D-PCR steeds verder zijn intrede in de hematologie. In dit overzichtsartikel bespreken we het principe van D-PCR en zijn mogelijke klinische toepassingen binnen CML, waarbij we vooral zijn rol als nieuwe TFR-voorspeller willen belichten. Ten slotte eindigen we met een beschrijving van een D-PCR-implementatieproject gesubsidieerd door ZonMW, waarbij we D-PCR aanbieden als nieuwe prognostische test voor CML-patiënten in Nederland die een TKI-medicatiestoppoging overwegen.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2020;17:239-47)
Lees verderNTVH - 2020, nummer COVID special, august 2020
dr. K. Meijer , prof. dr. R.E.G. Schutgens , dr. M.J.H.A. Kruip
Coagulopathie, zich uitend in verhoogde D-dimeren, een hoog fibrinogeen en een verlengde protrombinetijd, komt frequent voor bij COVID-19-patiënten, terwijl diffuus intravasale stolling of diepe trombopenieën minder vaak worden waargenomen. Trombotische complicaties zijn voornamelijk veneuze trombosen en komen vooral voor op de intensive care (42%, 13–57%), maar ook op de afdeling (6%), ondanks het gebruik van tromboseprofylaxe met laagmoleculairgewicht heparine. Het landelijk consortium Dutch COVID & Thrombosis Coalition onderzoekt de pathogenese van de coagulopathie, de effectiviteit en veilig-heid van het huidige profylaxebeleid en de behandeling van trombose, de mogelijkheid om het individuele risico op trombose te voorspellen en de langetermijngevolgen van trombose bij COVID-19-patiënten.
NED TIJDSCHR HEMATOL 2020;17(COVID-19-SPECIAL):4-8
Lees verderNTVH - 2020, nummer COVID special, august 2020
drs. I.H. Dingemans , dr. V. Engelen
Voor een derde van de mensen met kanker had de acute fase van de coronacrisis gevolgen voor de behandeling of nacontrole. Het meest genoemde gevolg is het omzetten van een consult in het ziekenhuis, naar een telefonisch consult of beeldbelafspraak. Bij 1 op de 6 patiënten die nog moesten starten met hun behandeling, is deze uitgesteld. Bij patiënten die al behandeld werden, is dat bij 1 op de 8 patiënten. Dit blijkt uit een peiling van de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK) onder 5.302 mensen die kanker hebben of hebben gehad.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2020;17(COVID-19-SPECIAL):11-4)
Lees verder