NTVH - 2018, nummer 8, november 2018
I. van der Werf MSc, prof. dr. J. Cloos
In de afgelopen jaren zijn leukemische cellen zorgvuldig gekarakteriseerd met behulp van ‘next generation sequencing’ (NGS). Hieruit is gebleken dat het proces van pre-mRNA-‘splicing’ verrassend vaak ontregeld is bij patiënten met myelodysplastisch syndroom (MDS), acute myeloïde leukemie (AML), chronische lymfatische leukemie (CLL) en chronische myelomonocytenleukemie (CMML). Toch wordt het belang van pre-mRNA-‘splicing’ voor het functioneren van de cel vaak onderschat. Pre-mRNA-‘splicing’ is van groot belang voor differentiatie en proliferatie van cellen, mede door het creëren van diversiteit in ons transcriptoom. Zo bevat ons genoom 20.000 genen, maar kunnen wij meer dan 100.000 eiwitten produceren. Leukemische cellen misbruiken deze diversiteit in hun voordeel. Wij maken juist gebruik van deze leukemie-specifieke transcripten voor verbetering van diagnostiek, risicoanalyse en voor ontwikkeling van nieuwe therapieën.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2018;15:388–95)
Lees verderNTVH - 2018, nummer 7, october 2018
A.J. van Vuren MSc, prof. dr. T. Leiner , dr. E.J. van Beers
Transfusie-afhankelijke thalassemie, niet-transfusieafhankelijke thalassemie, sikkelcelziekte en andere zeldzamere erfelijke anemieën kennen elk een specifiek patroon van ijzerstapeling. T2*-MRI van lever en hart zijn de onderzoeken van eerste keuze om de mate van ijzerstapeling in deze organen te bepalen. Basale kennis over deze technieken en de uitkomstmaten is essentieel om het vervolgbeleid te bepalen. De MRI-uitkomsten vormen de basis in het diagnostisch proces, de behandeling en follow-up van ijzerstapeling. Er zijn richtlijnen beschikbaar voor screening en behandeling van ijzerstapeling bij patiënten met transfusie-afhankelijke ß-thalassemie. Niet-transfusie-afhankelijke erfelijke anemieën kenmerken zich door een ander patroon van ijzerstapeling, daardoor zijn de richtlijnen van transfusie-afhankelijke thalassemie niet volledig sluitend voor de andere erfelijke anemieën. Kennis van de verschillende mechanismen van ijzerstapeling is essentieel om een individueel screenings- en behandelbeleid op te stellen.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2018;15:309–18)
Lees verderNTVH - 2018, nummer 7, october 2018
dr. A.J. ten Cate-Hoek
Het posttrombotisch syndroom (PTS) is een chronische complicatie van diep veneuze trombose, waarmee tot de helft van deze patiëntengroep te maken krijgt. Zodra de aandoening eenmaal aanwezig is, zijn behandelmogelijkheden schaars. Om die reden is preventieve behandeling van PTS buitengewoon belangrijk. Elastische compressietherapie is reeds enkele decennia de behandelmethode bij uitstek voor de preventie van PTS na een acute diep veneuze trombose. Dit artikel geeft een overzicht van de recente literatuur met betrekking tot het posttrombotisch syndroom, de diagnostische modaliteiten die hiervoor beschikbaar zijn en de preventieve behandelmethoden die momenteel de voorkeur genieten.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2018;15:319–25)
Lees verderNTVH - 2018, nummer 6, september 2018
drs. C.E.M. de Mooij , dr. L.F.J. van Groningen , dr. W.J.F.M. van der Velden , prof. dr. N.M.A. Blijlevens
Koorts en infecties behoren al decennia tot de belangrijkste complicaties van intensieve chemotherapie en hematopoëtische stamceltransplantatie. Neutropenie wordt als de belangrijkste risicofactor voor infecties en koorts beschouwd. Onderzoek heeft aangetoond dat niet neutropenie, maar het optreden van mucositis de belangrijkste oorzaak is voor deze complicaties. Tot op heden zijn er beperkte mogelijkheden voor de preventie en behandeling van mucositis, waarvan de meeste ondersteunend van aard zijn. Recentelijk is gebleken dat de pro-inflammatoire cytokine interleukine-1 (IL-1) betrokken is bij de pathogenese van chemotherapie-geïnduceerde mucositis. Op basis van positieve resultaten uit dierexperimenteel onderzoek is de verwachting dat remming van IL-1 ook bij patiënten mucositis en gerelateerde inflammatoire complicaties kan tegengaan. De AFFECT-studie onderzoekt het effect van IL-1-remming door middel van anakinra bij patiënten met multipel myeloom die worden behandeld met een hoge dosis melfalan voorafgaand aan een autologe stamceltransplantatie.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2018;15:250–6)
Lees verderNTVH - 2018, nummer 6, september 2018
dr. L.F.D. van Vulpen , drs. A.E. Pulles , prof. dr. F.P.J.G. Lafeber , dr. S.C. Mastbergen , prof. dr. R.E.G. Schutgens
Ernstige hemofilie wordt gekenmerkt door een spontane bloedingsneiging met de grote synoviale gewrichten als voorkeurslokalisatie. Gewrichtsbloedingen zijn pijnlijk, hebben een grote impact op de kwaliteit van leven en leiden tot schade aan het synovium, kraakbeen en subchondraal bot. Het doel van dit overzichtsartikel is een beschrijving te geven van de inzichten in het mechanisme hierachter en een overzicht van de huidige en potentiële nieuwe behandelstrategieën. Bloedblootstelling veroorzaakt synoviale inflammatie, waardoor mediatoren worden gevormd die kraakbeen afbreken. Tevens zorgt de inflammatie in combinatie met de neerslag van ijzer voor proliferatie van het synovium en neoangiogenese. Dit verdikte synovium met een toename aan fragiele vaten is kwetsbaar en er kan een vicieuze cirkel van bloeding – synovitis – bloeding ontstaan. Degeneratie van kraakbeen is een indirect resultaat van de synoviale veranderingen, maar ook een direct synovium-onafhankelijk gevolg van bloedblootstelling. De combinatie van ijzer en geactiveerde macrofagen leidt tot kraakbeendegeneratie en apoptose van de chondrocyt. Botveranderingen kenmerkend voor hemofilie-artropathie zijn osteoporose, cystevorming en osteofytformatie. De behandeling van gewrichtsschade bij hemofilie is multidisciplinair en bestaat uit het voorkomen van bloedingen door middel van stollingsfactorsubstitutie, symptoombestrijding, behoud van functionaliteit en op indicatie orthopedisch ingrijpen. Er wordt veel onderzoek gedaan naar interventies die ingrijpen in de pathogenese van bloed-geïnduceerde gewrichtsschade, maar deze bevinden zich nog in een preklinisch stadium.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2018;15:257–64)
Lees verderNTVH - 2018, nummer 6, september 2018
drs. M.C. Punt , prof. dr. K.W.M. Bloemenkamp , prof. dr. M.Y. Bongers , E. Grimberg , dr. M.J.H.A. Kruip , prof. dr. H.J.C. Eikenboom , dr. E.P. Mauser-Bunschoten , dr. K.P.M. van Galen
Eén op de honderd vrouwen heeft een erfelijke stollingsstoornis. In dit overzichtsartikel worden de prevalentie, de behandeling en het voorkómen van vrouwspecifieke bloedingsproblemen bij erfelijke stollingsstoornissen besproken. Vrouwen met aangeboren stollingsstoornissen hebben vaker dan mannen klinische verschijnselen door de extra hemostatische uitdaging van menstruatie en bevalling. De diagnostiek van deze ziekten blijkt nog steeds een uitdaging, met een aanzienlijke diagnostische vertraging als gevolg. Ongeveer 20% van de vrouwen met hevig menstrueel bloedverlies (HMB) heeft een onderliggende stollingsstoornis. HMB is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. Om de best mogelijke behandeling te realiseren, is goed overleg en afstemming tussen de gynaecoloog, hemofiliebehandelaar of internist-hematoloog en de vrouw in kwestie nodig. Het risico op postpartumbloedingen bij vrouwen met een stollingsstoornis is ondanks de huidige zorg nog steeds verhoogd ten opzichte van de algemene populatie. Ruim voor de bevalling dient dan ook een partusplan te worden opgesteld, zodat alle noodzakelijke gegevens en behandeladviezen vastliggen voor een veilige bevalling.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2018;15:265–70)
Lees verderNTVH - 2018, nummer 5, july 2018
dr. M. Bartels
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2018;15:201–2)
Lees verder