OVERZICHTSARTIKELEN

Congenitale trombocytopathie: huidige diagnostiek en toekomstperspectief

NTVH - 2016, nummer 8, december 2016

dr. M.W. Blaauwgeers , drs. I. van Asten , dr. A. Huisman , dr. R.T. Urbanus , prof. dr. R.E.G. Schutgens

Samenvatting

Congenitale trombocytopathie is een relatief zeldzame stoornis van de hemostase en wordt gekenmerkt door mucocutane bloedingen en nabloedingen na een operatie of bevalling. De prevalentie wordt mogelijk onderschat door onderdiagnostiek. Ernstige vormen van trombocytopathie kunnen meestal goed worden gediagnosticeerd met behulp van routinediagnostiek. Voor de milde vormen van trombocytopathie is de huidige diagnostiek vaak ontoereikend. In dit overzichtsartikel worden van de huidige diagnostische testen de voor- en nadelen besproken en worden alternatieven gegeven voor effectievere trombocytenfunctietesten in de toekomst.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2016;13:332–40)

Lees verder

Diagnostiek en behandeling van acute myeloïde leukemie bij oudere patiënten

NTVH - 2016, nummer 7, october 2016

prof. dr. G.A. Huls , prof. dr. E. Vellenga

Samenvatting

Acute myeloïde leukemie (AML) is een heterogene ziekte die wordt gekenmerkt door (oligo)klonale maligne hematopoëse met een blok in differentiatie en daardoor een excessieve toename van leukemische blasten. AML is voornamelijk een ziekte van oudere mensen, meer dan 75% van de AML-patiënten is ouder dan 60 jaar. De optimale behandeling van oudere AML-patiënten in de dagelijkse klinische praktijk is ingewikkeld, en is afhankelijk van patiëntfactoren (leeftijd, ‘performance’, comorbiditeit), ziektefactoren (cytogenetica, moleculaire afwijkingen, aantal leukocyten) en de wens van de patiënt. Verschillende behandelingen (intensieve chemotherapie, lage dosis cytarabine, gemtuzumab ozoga-micine en hypomethylerende middelen (azacitidine, decitabine) zijn superieur gebleken aan slechts ondersteunende zorg. Hoewel slechts weinig oudere patiënten een allogene hematopoëtische celtransplantatie ondergaan, is het belangrijk, met name vanwege (recente) hoopgevende resultaten van deze behandeling bij oudere AML-patiënten, deze behandeling te overwegen bij patiënten bij wie de ziekte onder controle is. Omdat de uitkomst van behandeling van oudere AML-patiënten somber is, en de laatste decennia nauwelijks is verbeterd, is het belangrijk oudere patiënten zo veel mogelijk in studieverband te behandelen.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2016;13:261–9)

Lees verder

Selectineremming als anti-adhesieve therapie bij sikkelcelziekte

NTVH - 2016, nummer 7, october 2016

prof. dr. B.J. Biemond

Samenvatting

Sikkelcelziekte kenmerkt zich door een chronische hemolytische anemie en recidiverende vaso-occlusie met als gevolg ischemie, inflammatoire respons en hevige pijn. De ziekte leidt tot veel morbiditeit, orgaanschade en een sterk verminderde levensverwachting. Recent onderzoek heeft laten zien dat selectines een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van vaso-occlusie. Selectines zijn eiwitten die tot expressie worden gebracht op het endotheel en verantwoordelijk zijn voor de adhesie van leukocyten, erytrocyten en trombocyten. Anti-adhesieve therapie bleek effectief bij de behandeling van sikkelcelcrisen in een recent afgeronde gerandomiseerd fase 2-onderzoek en kan een waardevolle aan-vulling zijn op de behandeling van sikkelcelziekte. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van selectineremmende therapie bij sikkelcelziekte.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2016;13:270-4)

Lees verder

ITP: de stap durven nemen naar splenectomie

NTVH - 2016, nummer 7, october 2016

dr. J.F.M. Pruijt , dr. T. Netelenbos

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2016;13:275–6)

Lees verder

De ITP-lever/miltscan: een mogelijke voorspeller van de kans op remissie na splenectomie bij ITP-patiënten

NTVH - 2016, nummer 7, october 2016

drs. A. Sobels , drs. C.S.J. Duchateau , dr. M.R. Schipperus

Samenvatting

Patiënten met immuungemedieerde trombopenie (ITP) wordt volgens de richtlijnen over het algemeen geadviseerd een splenectomie te ondergaan indien er een recidief is opgetreden na eerstelijnsbehandeling met prednison. Alleen ernstige comorbiditeit is een contraindicatie voor een splenectomie. Toch zien veel patiënten af van een splenectomie, omdat zij bezwaren hebben tegen het verwijderen van een gezond orgaan en opzien tegen de levenslange infectieuze risico’s die ontstaan na het verwijderen van de milt. Bovendien is er geen betrouwbare methode voorhanden om het succes van een splenectomie te voorspellen. Al sinds de jaren 80 van de vorige eeuw tracht men met behulp van het sequestratiepatroon van bij de patiënt ingespoten Indiumgelabelde autologe trombocyten (ITP-lever/miltscan) te voorspellen wat de kans is op een langdurige remissie na een splenectomie. De gepubliceerde gegevens zijn echter niet met elkaar te vergelijken, omdat labelings- en analysetechnieken sterk variëren. Het HagaZiekenhuis heeft samen met de afdeling Nucleaire Geneeskunde van het Bartholomew’s Hospital in Londen de door hen gepubliceerde techniek gereproduceerd en gevalideerd en hiermee een techniek ontwikkeld waarmee de kans op succes van een splenectomie bij ITP-patiënten kan worden bepaald. Wij bevelen aan om bij alle patiënten die een indicatie hebben voor een splenectomie een ITP-lever/miltscan te laten verrichten en aan de hand van het sequestratiepatroon, samen met de patiënt, te beslissen of een splenectomie geïndiceerd is.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2016;13:277–82)

Lees verder

Nieuwe toepassingen voor kinaseremmers bij de behandeling van kinderen en volwassenen met voorloper-B-cel acute lymfatische leukemie

NTVH - 2016, nummer 6, september 2016

dr. F.N. van Leeuwen , dr. R.P. Kuiper , prof. dr. R. Pieters , prof. dr. P.M. Hoogerbrugge

Samenvatting

De introductie van genoombrede analysemethoden, zoals genexpressie-‘arrays’, SNP-‘arrays’ en ‘whole genome sequencing’ (WGS), heeft de afgelopen jaren belangrijke nieuwe inzichten verschaft in de biologie van acute lymfatische leukemie (ALL). Naast kenmerkende translocaties resulterend in genfusies zoals ETV6-RUNX1, BCR-ABL1, en fusies met het MLL-gen, zijn inmiddels veel nieuwe, vaak kleinere, genafwijkingen geïdentificeerd. Sommige van deze afwijkingen, zoals deleties of mutaties in het IKZF-gen, zijn van groot belang voor de patiënt, omdat ze de kans op een recidief kunnen voorspellen en aldus bruikbaar zijn voor verdere risicostratificatie. Daarnaast is in de laatste 5 jaar veel kennis verkregen op het gebied van geactiveerde signaaltransductieroutes die bijdragen aan het ontstaan of de progressie van ALL. Voorbeelden hiervan zijn B-celreceptorsignalering, cytokinesignalering, RAS-MAP-kinasesignalering en hyperactivatie van specifieke (receptor)tyrosinekinases en hun effectoren. Deze geactiveerde kinaseroutes zijn van direct klinisch belang, omdat een aantal kinaseremmers die specifiek op deze signaleringsroutes ingrijpen, reeds gebruikt of getest worden voor andere indicaties. De verwachting is dat deze ontwikkelingen, die bij BCRABL1- positieve ALL reeds hebben geleid tot klinische toepassing van kinaseremmers, op korte termijn kunnen bijdragen aan een verdere verbetering van de behandeling van patiënten met ALL, zowel bij kinderen als volwassenen. Een snelle identificatie van deze specifieke subgroepen, al op het moment van diagnose, is hiervoor wenselijk.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2016;13:212–8)

Lees verder

De ASTIS-studie: autologe stamceltransplantatie versus intraveneus ‘pulse’ cyclofosfamide bij diffuse cutane systemische sclerose; een gerandomiseerde klinische studie

NTVH - 2016, nummer 6, september 2016

dr. J.K. de Vries-Bouwstra , F.C.C. van Rhijn-Brouwer , drs. J.K. Sont , dr. E.W.A.F. Marijt , dr. M.C. Vonk , dr. W.J.F.M. van der Velden , dr. A.E. Voskuyl , prof. dr. A.A. van de Loosdrecht , dr. F.H. van den Hoogen , dr. W.E. Fibbe , dr. J.M. van Laar

Samenvatting

Fase 1- en 2-studies hebben klinisch effect getoond van autologe stamceltransplantatie bij patiënten met ernstige, diffuse cutane systemische sclerose. De in dit artikel beschreven ASTIS-studie (Autologous Stem Cell Transplantation International Scleroderma) is een fase 3-studie waarin behandeling met autologe stamceltransplantatie (ASCT) werd vergeleken met maandelijks cyclofosfamide intraveneus gedurende 1 jaar (cyclofosfamide). Het primaire eindpunt was ziektevrije overleving, gedefinieerd als tijd in dagen van randomisatie tot overlijden of tot het optreden van ernstig orgaanfalen. Aan deze internationale, multicentrum, gerandomiseerde studie namen in totaal 156 patiënten met ernstige, diffuse cutane systemische sclerose deel (n=79: ASCT; n=77: cyclofosfamide). Na mediaan 5,8 jaar was de ziektevrije overleving 72% (n=57) in de ASCT-groep en 60% (n= 46) in de cyclofosfamidegroep. Gedurende het eerste jaar van behandeling was de ziektevrije overleving lager in de ASCT-groep (84%; n=66) dan in de cyclofosfamidegroep (90%; n=69) als gevolg van hogere behandelingsgerelateerde mortaliteit in de ASCT-groep (ASCT: 10%, n=8; cyclofosfamide: 0%, n=0). Vanaf het tweede jaar was de kans op ziektevrije overleving significant hoger in de ASCT-groep (hazardratio voor ziektevrije overleving 0,35 [95%-betrouwbaarheidsinterval 0,16-0,74]). Concluderend toont deze studie dat ASCT bij patiënten met diffuse cutane systemische sclerose geassocieerd is met een behandelingsgerelateerde mortaliteit van 10% in het eerste jaar, maar dat deze behandeling op lange termijn de ziektevrije overleving verbetert.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2016;13:219–32)

Lees verder