NTVH - 2016, nummer 1, january 2016
dr. B.F. Goemans , dr. W.J.W. Kollen , dr. V. de Haas , prof. dr. C.M. Zwaan
Downsyndroom (DS) wordt veroorzaakt door een trisomie 21. Naast alle wel bekende dysmorfieën, mentale retardatie en congenitale afwijkingen, hebben kinderen met DS ook vaker hematologische afwijkingen. Als neonaat hebben alle kinderen met DS een afwijkend bloedbeeld, waarbij bij een deel van de kinderen sprake is van transiënte myeloproliferatieve ziekte (TMZ). TMZ komt alleen voor bij kinderen met DS, en wordt gekenmerkt door mutaties in het GATA1-gen. TMZ verdwijnt spontaan bij de meerderheid van de kinderen. Daarnaast hebben kinderen met DS een 20 keer verhoogde kans op zowel acute myeloïde leukemie (AML) als acute lymfatische leukemie (ALL). DS myeloïde leukemie (DS-ML) wordt net als TMZ gekenmerkt door GATA1-mutaties en komt voor bij kinderen jonger dan 5 jaar. Kinderen met leukemie en DS hebben een groter risico op bijwerkingen van chemotherapie, met name infecties en mucositis. DS-ML is een unieke ziekte met verhoogde chemotherapiegevoeligheid en kan dus met dosisreductie worden behandeld, met een uitstekende prognose tot gevolg. DS-ALL daarentegen komt voor op wat hogere leeftijd, de bekende prognostisch gunstige cytogenetische afwijkingen worden minder vaak gezien en de ongunstige vaker dan bij niet-DS-kinderen met ALL. Daardoor is er geen goede mogelijkheid voor dosisreductie en is de behandelingsgerelateerde sterfte relatief hoog. De prognose van kinderen met DS-ALL is hierdoor slechter dan die van andere kinderen met ALL. De uitdaging is daarom een aangepaste therapie voor deze groep kinderen te ontwikkelen.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2016;13:3–9)
Lees verderNTVH - 2015, nummer 8, december 2015
drs. E. Drent , dr. N.W.C.J. van de Donk , prof. dr. H.M. Lokhorst , dr. T. Mutis
Een chimere antigeenreceptor (CAR) is een in het laboratorium vervaardigde cellulaire receptor waarbij het antigeenherkenningsdomein van een antilichaam op een artificiële wijze is gekoppeld aan het cellulaire activerende gedeelte van een T- of NK-cel. Met CAR’s wordt de doeltreffende specificiteit van antilichamen om kankercellen te herkennen, verenigd met de uitmuntende capaciteit van T- of NK-cellen om deze kankercellen te elimineren. CAR-gebaseerde immuuntherapiestrategieën zijn daarom met grote verwachtingen ontvangen door wetenschappers en clinici die de toekomst van kankerpatiënten willen verbeteren. In de afgelopen jaren zijn er veel (pre-)klinische studies gestart en de CAR’s worden steeds verder ontwikkeld tot volwaardige producten door hun doeltreffendheid en de veiligheid te verhogen. Men gaat ook verder op zoek naar nieuwe tumorantigenen om de therapie te kunnen toepassen bij andere vormen van kanker. Dit overzicht is bedoeld om de huidige status van CAR-therapieën en de nieuwe ontwikkelingen op een chronologische wijze uiteen te zetten.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:303–12)
Lees verderNTVH - 2015, nummer 7, october 2015
dr. M. Jak , prof. dr. M.J. Kersten
De afgelopen 10 jaar zijn er veel nieuwe middelen ontwikkeld voor de behandeling van het non-hodgkinlymfoom (NHL). De komende jaren zullen er ook veel nieuwe antistoffen op de markt komen. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de tot nu toe behaalde resultaten met nieuwe antilichamen bij NHL-patiënten. Achtereenvolgens zullen worden besproken de ‘antibody drug conjugates’ (ADC’s), de ‘immune checkpoint’-remmende antilichamen en tot slot de zogenoemde bispecifieke T-cel-‘engagers’ (BiTEs).
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:245–52)
Lees verderNTVH - 2015, nummer 7, october 2015
dr. M. Teraa , prof. dr. R.E.G. Schutgens , prof. dr. F.L. Moll , prof. dr. M.C. Verhaar
Achtergrond: Patiënten met ernstig perifeer vaatlijden komen met enige regelmaat niet in aanmerking voor reguliere revascularisatiemogelijkheden. Vroege ‘pioneering trials’ hebben laten zien dat van beenmerg afkomstige stamcellen neovascularisatie kunnen bevorderen en daarmee een mogelijke therapeutische optie zijn voor deze patiënten. Er zijn echter geen studies die bewijzen dat een dergelijke behandeling tot klinisch significante verbetering leidt.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:253–7)
Lees verderNTVH - 2015, nummer 6, september 2015
dr. B.M.P. Aleman , dr. R.L.M. Haas
In Nederland wordt bij ongeveer 4.000 mensen per jaar een non-hodgkinlymfoom vastgesteld. Radiotherapie is vaak een onderdeel van de behandeling van patiënten met een non-hodgkinlymfoom. Radiotherapie is een zeer effectieve behandeling voor het verkrijgen van lokale controle bij deze patiëntenpopulatie. In dit artikel worden moderne inzichten met betrekking tot bestraling van patiënten met een non-hodgkinlymfoom samengevat, zoals onder andere beschreven in een recentelijk gepubliceerde richtlijn over moderne radiotherapie voor patiënten met een nodaal non-hodgkinlymfoom.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:217-23)
Lees verderNTVH - 2015, nummer 6, september 2015
dr. M. Aldenhoven , dr. C.E.M. Hollak , dr. J.J. Boelens
Het fatale beloop van een selecte groep patiënten met een lysosomale stapelingsziekte kan positief worden beïnvloed door een allogene hematopoëtische stamceltransplantatie (allogene HSCT). Recentelijk zijn aan de hand van verschillende internationale studies de transplantatierichtlijnen voor patiënten met lysosomale stapelingsziekten aangepast. Dit heeft geleid tot een spectaculaire verbetering van zowel de veiligheid als de effectiviteit. Inmiddels is de kans op een succesvolle allogene HSCT bij patiënten met het syndroom van Hurler meer dan 95%, waar dit tot 10 jaar geleden slechts rond 50% lag. Dit succes is met name behaald door het gebruik van minder toxische, myeloablatieve conditionering op maat en een duidelijke hiërarchie ten aanzien van een geschikte stamceldonor. Zo wordt er bij deze ziektebeelden steeds meer gebruikgemaakt van stamcellen verkregen uit onverwant navelstrengbloed. Daarnaast blijkt dat patiënten zo jong mogelijk getransplanteerd moeten worden en dat het enzymtekort volledig moet worden gecorrigeerd voor de beste prognose op lange termijn. Het vroegtijdig opsporen van patiënten door middel van de hielprik, nog voordat onherstelbare schade is opgetreden, zou hierbij een belangrijke rol kunnen gaan spelen. Daarnaast zou in de toekomst gentherapie, als minder toxische en meer effectieve behandeling, meer algemeen kunnen worden toegepast bij deze ziektebeelden.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:225–32)
Lees verderNTVH - 2015, nummer 5, july 2015
drs. J.M. Munneke , dr. M.D. Hazenberg
Een gezond persoon wordt regelmatig blootgesteld aan pathogenen, maar is slechts zelden ziek. Een belangrijke eerste lijn van verdediging wordt gevormd door het aangeboren immuunsysteem. Immuuncellen zoals macrofagen, dendritische cellen, granulocyten, mestcellen en NK-cellen gelokaliseerd onder het epitheel van barrièreoppervlakten maken het onderscheid tussen commensalen en pathogenen. Hierdoor is vreedzame samenleving met niet-pathogenen mogelijk en wordt alleen een immuunrespons in gang gezet wanneer dat nodig is. In het geval van een infectie is het aangeboren immuunsysteem binnen minuten tot uren actief. In veel gevallen zal hierdoor een mogelijke dreiging in de kiem zijn gesmoord en is het in actie komen van B- en T-lymfocyten van het adaptieve systeem niet nodig. Recentelijk werden ‘innate lymphoid cells’ (ILC’s; aangeboren lymfoïde cellen) als nieuwe spelers van het aangeboren immuunsysteem geïdentificeerd. In verschillende fysiologische en pathologische processen is het belang van ILC’s inmiddels onderstreept. ILC’s spelen een cruciale rol in de aangeboren immuniteit en dragen bij aan de homeostase en het herstel van epitheliale weefsels. Ook na chemotherapie, wanneer de mucosale barrière is verstoord, lijkt er een rol voor ILC’s in het herstel van beschadigde weefsels. Mucositis is een belangrijke risicofactor voor graft-versus-hostziekte en patiënten met voldoende geactiveerde ILC’s voorafgaand aan transplantatie lijken beschermd te zijn tegen deze complicaties.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:166–72)
Lees verder