NTVH - 2015, nummer 7, october 2015
dr. M. Teraa , prof. dr. R.E.G. Schutgens , prof. dr. F.L. Moll , prof. dr. M.C. Verhaar
Achtergrond: Patiënten met ernstig perifeer vaatlijden komen met enige regelmaat niet in aanmerking voor reguliere revascularisatiemogelijkheden. Vroege ‘pioneering trials’ hebben laten zien dat van beenmerg afkomstige stamcellen neovascularisatie kunnen bevorderen en daarmee een mogelijke therapeutische optie zijn voor deze patiënten. Er zijn echter geen studies die bewijzen dat een dergelijke behandeling tot klinisch significante verbetering leidt.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:253–7)
Lees verderNTVH - 2015, nummer 6, september 2015
dr. B.M.P. Aleman , dr. R.L.M. Haas
In Nederland wordt bij ongeveer 4.000 mensen per jaar een non-hodgkinlymfoom vastgesteld. Radiotherapie is vaak een onderdeel van de behandeling van patiënten met een non-hodgkinlymfoom. Radiotherapie is een zeer effectieve behandeling voor het verkrijgen van lokale controle bij deze patiëntenpopulatie. In dit artikel worden moderne inzichten met betrekking tot bestraling van patiënten met een non-hodgkinlymfoom samengevat, zoals onder andere beschreven in een recentelijk gepubliceerde richtlijn over moderne radiotherapie voor patiënten met een nodaal non-hodgkinlymfoom.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:217-23)
Lees verderNTVH - 2015, nummer 6, september 2015
dr. M. Aldenhoven , dr. C.E.M. Hollak , dr. J.J. Boelens
Het fatale beloop van een selecte groep patiënten met een lysosomale stapelingsziekte kan positief worden beïnvloed door een allogene hematopoëtische stamceltransplantatie (allogene HSCT). Recentelijk zijn aan de hand van verschillende internationale studies de transplantatierichtlijnen voor patiënten met lysosomale stapelingsziekten aangepast. Dit heeft geleid tot een spectaculaire verbetering van zowel de veiligheid als de effectiviteit. Inmiddels is de kans op een succesvolle allogene HSCT bij patiënten met het syndroom van Hurler meer dan 95%, waar dit tot 10 jaar geleden slechts rond 50% lag. Dit succes is met name behaald door het gebruik van minder toxische, myeloablatieve conditionering op maat en een duidelijke hiërarchie ten aanzien van een geschikte stamceldonor. Zo wordt er bij deze ziektebeelden steeds meer gebruikgemaakt van stamcellen verkregen uit onverwant navelstrengbloed. Daarnaast blijkt dat patiënten zo jong mogelijk getransplanteerd moeten worden en dat het enzymtekort volledig moet worden gecorrigeerd voor de beste prognose op lange termijn. Het vroegtijdig opsporen van patiënten door middel van de hielprik, nog voordat onherstelbare schade is opgetreden, zou hierbij een belangrijke rol kunnen gaan spelen. Daarnaast zou in de toekomst gentherapie, als minder toxische en meer effectieve behandeling, meer algemeen kunnen worden toegepast bij deze ziektebeelden.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:225–32)
Lees verderNTVH - 2015, nummer 5, july 2015
drs. J.M. Munneke , dr. M.D. Hazenberg
Een gezond persoon wordt regelmatig blootgesteld aan pathogenen, maar is slechts zelden ziek. Een belangrijke eerste lijn van verdediging wordt gevormd door het aangeboren immuunsysteem. Immuuncellen zoals macrofagen, dendritische cellen, granulocyten, mestcellen en NK-cellen gelokaliseerd onder het epitheel van barrièreoppervlakten maken het onderscheid tussen commensalen en pathogenen. Hierdoor is vreedzame samenleving met niet-pathogenen mogelijk en wordt alleen een immuunrespons in gang gezet wanneer dat nodig is. In het geval van een infectie is het aangeboren immuunsysteem binnen minuten tot uren actief. In veel gevallen zal hierdoor een mogelijke dreiging in de kiem zijn gesmoord en is het in actie komen van B- en T-lymfocyten van het adaptieve systeem niet nodig. Recentelijk werden ‘innate lymphoid cells’ (ILC’s; aangeboren lymfoïde cellen) als nieuwe spelers van het aangeboren immuunsysteem geïdentificeerd. In verschillende fysiologische en pathologische processen is het belang van ILC’s inmiddels onderstreept. ILC’s spelen een cruciale rol in de aangeboren immuniteit en dragen bij aan de homeostase en het herstel van epitheliale weefsels. Ook na chemotherapie, wanneer de mucosale barrière is verstoord, lijkt er een rol voor ILC’s in het herstel van beschadigde weefsels. Mucositis is een belangrijke risicofactor voor graft-versus-hostziekte en patiënten met voldoende geactiveerde ILC’s voorafgaand aan transplantatie lijken beschermd te zijn tegen deze complicaties.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:166–72)
Lees verderNTVH - 2015, nummer 5, july 2015
dr. D. Posthouwer
Onder virale hepatitis wordt hepatitis A tot en met E verstaan. Met name hepatitis B, C en E kunnen een belangrijk risico vormen voor de hematologische patiënt als deze wordt blootgesteld aan immuunsuppressiva dan wel (immuun)chemotherapie. In dit artikel wordt ingegaan op welke risico’s hepatitis B, C en E kunnen geven, welke diagnostiek moet worden verricht en ten slotte waaruit de follow-up bestaat en welke behandeling kan worden toegepast.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:174–9)
Lees verderNTVH - 2015, nummer 4, june 2015
dr. A.E. Marneth , dr. W.L. van Heerde , dr. B. van der Reijden
Bloedplaatjes worden geactiveerd op plaatsen waar de vaatwand is beschadigd. Na deze activering scheiden plaatjes eiwitten uit waarmee de vorming van een bloedplaatjesprop wordt bevorderd. De organellen waar het merendeel van deze eiwitten in opgeslagen liggen, zijn de zogenoemde α-granules. Patiënten met defecte of onvoldoende α-granules in hun bloedplaatjes kunnen (spontane) bloedingen hebben. Normaal gesproken kleuren bloedplaatjes paars aan op een bloeduitstrijk door de aanwezigheid van α-granules. Bloedplaatjes met een sterke reductie van α-granules zijn echter grijs op een bloeduitstrijk. In dit overzichtsartikel worden genen besproken die zijn gemuteerd bij patiënten met erfelijke bloedingsneigingen en met morfologisch afwijkende of een tekort aan α-granules.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:120–31)
Lees verderNTVH - 2015, nummer 3, april 2015
dr. A.W. Rijneveld , dr. I.M. van der Sluis
Asparaginase is een belangrijk onderdeel van de behandeling van acute lymfoblastaire leukemie. Er kunnen echter antistoffen ontstaan die gericht zijn tegen asparaginase, die aanleiding geven tot een klinische allergie danwel stille inactivatie. Als asparaginase niet in optimale dosis kan worden gegeven of wordt geïnactiveerd door antistoffen, vermindert dat de overleving bij kinderen met 10–15%. Daarom is het van belang bij patiënten die overgevoelig blijken voor asparaginase of die patiënten die bij het meten van de asparaginase-activiteit een verlaagde spiegel hebben, de afweging te maken om te switchen naar een andere soort asparaginase of de dosering van asparaginase aan te passen. In de huidige HOVON 100-studie wordt om die reden nu ook de activiteit gemeten bij patiënten jonger dan 40 jaar en wordt er een advies gegeven als de spiegel afwijkend is.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:83–7)
Lees verder