OVERZICHTSARTIKELEN

Virale hepatitis: diagnostiek en beleid bij de hematologische patiënt

NTVH - 2015, nummer 5, july 2015

dr. D. Posthouwer

Samenvatting

Onder virale hepatitis wordt hepatitis A tot en met E verstaan. Met name hepatitis B, C en E kunnen een belangrijk risico vormen voor de hematologische patiënt als deze wordt blootgesteld aan immuunsuppressiva dan wel (immuun)chemotherapie. In dit artikel wordt ingegaan op welke risico’s hepatitis B, C en E kunnen geven, welke diagnostiek moet worden verricht en ten slotte waaruit de follow-up bestaat en welke behandeling kan worden toegepast.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:174–9)

Lees verder

Grijze bloedplaatjes en α-granuleafwijkingen bij familiaire trombocytopenie

NTVH - 2015, nummer 4, june 2015

dr. A.E. Marneth , dr. W.L. van Heerde , dr. B. van der Reijden

Samenvatting

Bloedplaatjes worden geactiveerd op plaatsen waar de vaatwand is beschadigd. Na deze activering scheiden plaatjes eiwitten uit waarmee de vorming van een bloedplaatjesprop wordt bevorderd. De organellen waar het merendeel van deze eiwitten in opgeslagen liggen, zijn de zogenoemde α-granules. Patiënten met defecte of onvoldoende α-granules in hun bloedplaatjes kunnen (spontane) bloedingen hebben. Normaal gesproken kleuren bloedplaatjes paars aan op een bloeduitstrijk door de aanwezigheid van α-granules. Bloedplaatjes met een sterke reductie van α-granules zijn echter grijs op een bloeduitstrijk. In dit overzichtsartikel worden genen besproken die zijn gemuteerd bij patiënten met erfelijke bloedingsneigingen en met morfologisch afwijkende of een tekort aan α-granules.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:120–31)

Lees verder

Het belang van asparaginase bij de behandeling van acute lymfoblastaire leukemie

NTVH - 2015, nummer 3, april 2015

dr. A.W. Rijneveld , dr. I.M. van der Sluis

SAMENVATTING

Asparaginase is een belangrijk onderdeel van de behandeling van acute lymfoblastaire leukemie. Er kunnen echter antistoffen ontstaan die gericht zijn tegen asparaginase, die aanleiding geven tot een klinische allergie danwel stille inactivatie. Als asparaginase niet in optimale dosis kan worden gegeven of wordt geïnactiveerd door antistoffen, vermindert dat de overleving bij kinderen met 10–15%. Daarom is het van belang bij patiënten die overgevoelig blijken voor asparaginase of die patiënten die bij het meten van de asparaginase-activiteit een verlaagde spiegel hebben, de afweging te maken om te switchen naar een andere soort asparaginase of de dosering van asparaginase aan te passen. In de huidige HOVON 100-studie wordt om die reden nu ook de activiteit gemeten bij patiënten jonger dan 40 jaar en wordt er een advies gegeven als de spiegel afwijkend is.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:83–7)

Lees verder

Effect van antihepcidine Spiegelmer lexaptepid op inflammatiegeïnduceerde afname van serum ijzer bij de mens

NTVH - 2015, nummer 3, april 2015

drs. K. Dautzenberg , drs. L.T. van Eijk , prof. dr. D.W. Swinkels , prof. dr. P. Pickkers

SAMENVATTING

Redistributie van ijzer als gevolg van inflammatie-geïnduceerde hepcidineproductie staat centraal in de pathofysiologie van inflammatie-geïnduceerde anemie. Hoewel er in preklinisch onderzoek versc hillende therapieën worden ontwikkeld gericht op modulatie van hepcidine, was er tot voor kort nog geen antihepcidinetherapie beschikbaar voor toediening aan mensen. Lexaptepid, een antihepcidine Spiegelmer, is het eerste middel in zijn soort dat in studieverband aan mensen kan worden toegediend. In een ‘proof-of-concept’ toonden wij recentelijk aan dat het mogelijk is om het effect van inflammatie-geïnduceerde hepcidine op de ijzerhomeostase te antagoneren. Daarmee is farmacologische beïnvloeding van hepcidine als adjuvante therapie in de behandeling van inflammatie-geïnduceerde anemie een stap dichterbij gekomen.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:88–93)

Lees verder

Het myelodysplastisch syndroom in Nederland: een population-based onderzoek naar incidentie, primaire behandeling en overleving in de periode 2001–2010

NTVH - 2015, nummer 2, march 2015

dr. A.G. Dinmohamed , dr. O. Visser , dr., ir. Y. van Norden , prof. dr. P.C. Huijgens , prof. dr. P. Sonneveld , prof. dr. A.A. van de Loosdrecht , dr. M. Jongen-Lavrencic

SAMENVATTING

Grote ‘population-based’ studies met een langdurige studie- en opvolgperiode bij myelodysplastische syndromen (MDS) gebaseerd op gegevens van landelijk dekkende kankerregistraties ontbreken. Wij beschreven trends in incidentie, primaire behandeling en overleving van patienten met een MDS die tussen 2001 en 2010 werden gediagnosticeerd in Nederland, gebaseerd op gegevens van de landelijk dekkende Nederlandse Kankerregistratie (NKR). De NKR neemt patienten met MDS op indien de diagnose door middel van histologisch en/of cytologisch onderzoek is bevestigd. In de periode 2001–2010 betreft het 5.144 nieuwe gevallen. De mediane leeftijd bij diagnose was 74 jaar en 66% van de patienten was ≥70 jaar. Het gestandaardiseerde incidentiecijfer per 100.000 persoonsjaren steeg van 2,3 in 2001–2005 naar 2,8 in 2006–2010 en bleef sinds 2007 stabiel rond 2,8. Het incidentiecijfer was hoger bij mannen dan bij vrouwen (respectievelijk 3,7/100.000 en 1,9/100.000 in 2006-2010). De leeftijdsspecifieke incidentie nam met de leeftijd toe en was het hoogst in de leeftijdscategorie ≥80 jaar (32,1/100.000 in 2006–2010). Het aandeel gevallen dat geen subclassificatie kreeg, bedroeg 49% van alle MDS-gevallen. Van de 5.144 patienten kregen 4.562 (89%) geen behandeling of alleen ondersteunende zorg, 422 (8%) intensieve behandeling en 160 (3%) een andere vorm van primaire behandeling. De relatieve vijfjaarsoverleving was 37% in 2001–2005 en 38% in 2006–2010. De waargenomen incidentie van MDS nam hoogstwaarschijnlijk toe als gevolg van een beter bewustzijn van het ziektebeeld en verbeterde registratie in de NKR. De morfologische classificatie van MDS lijkt lastig te zijn, aangezien bijna de helft van de gevallen niet werd geclassificeerd in een diagnostisch subtype. De overleving bleef gedurende de studieperiode vrijwel onveranderd, wat waarschijnlijk te maken had met de beperkte beschikbaarheid aan therapeutische middelen. Het is daarom van groot belang dat de behandeling van MDS in de toekomst verbetert.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:47–57)

Lees verder

IPA en NIMA: een nieuw paradigma bij hematopoëtische stamceltransplantatie

NTVH - 2015, nummer 2, march 2015

prof. dr. J.J. van Rood , dr. M. Oudshoorn , drs. M.M. Fechter , prof. dr. A. Brand

SAMENVATTING

Tijdens elke zwangerschap vindt bilateraal foetomaternale bloeduitwisseling plaats. Bij moeder en kind leidt dit tot levenslang microchimerisme van cellen van de (groot)moeder, (oudere) broers/zusters en van de foetus. Dit betreft ook cellen betrokken bij de immuunrespons tegen ‘inherited paternal antigens’ (IPA) en ‘non-inherited maternal antigens’ (NIMA). Door bij de selectie van een navelstrengbloeddonor hiermee rekening te houden, kan het aantal donoren met acceptabele mismatches en een optimale prognose voor de ontvanger worden vergroot.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:58–65)

Lees verder

Het mantelcellymfoom: een ziekte met een toekomst

NTVH - 2015, nummer 1, january 2015

prof. dr. J.C. Kluin-Nelemans , dr. J.K. Doorduijn

SAMENVATTING

De laatste decade is de prognose van patiënten met een mantelcellymfoom sterk verbeterd, met name dankzij het feit dat veel patiënten in klinische studies zijn behandeld. In het onderstaande artikel wordt een overzicht gegeven van de huidige standaardbehandeling van jongere en oudere patiënten met dit type lymfoom. Voor jongeren geldt dat R-CHOP, al dan niet afgewisseld met of gevolgd door hoge dosis cytarabine, waarna autologe stamceltransplantatie de beste therapie lijkt te zijn. Ouderen, dat wil zeggen, patiënten die niet geschikt zijn voor autologe stamceltransplantatie, laten de beste resultaten zien na 8 R-CHOP-kuren gevolgd door onderhoudsbehandeling met rituximab. Eind 2014/begin 2015 zullen nieuwe fase 3-studies starten binnen het Europese Mantelcellymfoom Netwerk voor zowel jongere als oudere patiënten. De HOVON-lymfoomgroep heeft de intentie uitgesproken met beide studies mee te doen. Aangezien mantelcellymfoom tot nu toe zeer frequent recidiveert, wordt ten slotte ruim aandacht besteed aan recidiefbehandelingen, waarbij vanzelfsprekend de nieuwere middelen zoals bendamustine en ibrutinib aandacht krijgen.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2015;12:3–10)

Lees verder