NTVH - 2014, nummer 8, december 2014
dr. J.P. van Kuijk , dr. J.S. Vermaat , A.M. Reitsma , dr. O. de Weerdt , dr. H.R. Koene
De mediane leeftijd waarop de diagnose ‘multipel myeloom’ (MM) wordt gesteld is 70 jaar, en ruim tweederde van de patiënten is bij diagnose ouder dan 65 jaar. De huidige richtlijn van HOVON benoemt chemotherapie gevolgd door autologe stamceltransplanatie als de eerste keuze van behandeling bij patiënten met MM met een bovengrens van 65 jaar. Bij oudere patiënten wordt deze behandeling als te toxisch beoordeeld. Bij vitale patiënten wordt autologe SCT (auto-SCT) soms ook na het 65e levensjaar overwogen, hoewel ‘evidence-based’ richtlijnen ontbreken. Wij beschrijven ‘single-center’-ervaringen met auto-SCT op hogere leeftijd en laten zien dat deze behandeling bij geselecteerde patiënten veilig en effectief is. De resultaten worden in dit artikel beschreven en gerelateerd aan de bevindingen in de huidige internationale literatuur.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:341–6)
Lees verderNTVH - , nummer ,
dr. A. Broijl
 
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:339-40)
NTVH - 2014, nummer 7, october 2014
dr. M.J. Vos , dr. P.A. Kramer
Het Pelger-Huët-fenomeen (PHF) wordt gekenmerkt door een afwijking in de segmentatie van neutrofiele, basofiele en eosinofiele granulocytenkernen. Naast de gevonden afwijkingen bij de congenitale vorm van PHF kan hyposegmentatie van de kern tevens worden gevonden gedurende infecties en bij de verworven vorm van PHF, pseudo-Pelger-Huët. De kernafwijking wordt in de congenitale vorm veroorzaakt door verlaagde expressie van het lamine-B-receptoreiwit, dat een structurele rol heeft in de verbinding tussen het binnenste kernmembraan en het chromatine.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:289–93)
Lees verderNTVH - 2014, nummer 7, october 2014
drs. N.L. Tiren-Verbeet , dr. J.A. Bakker , dr. B.E.P.B. Ballieux , drs. M.M. Fechter , prof. dr. A. Brand , mr., dr. D.P. Engberts , prof. dr. J.J. Zwaginga , dr. T. Netelenbos
Toename in non-myeloablatieve conditioneringsschema’s bij verwante allogene stamceltransplantaties heeft geleid tot meer oudere patiënten en dientengevolge meer oudere donoren. Medische keuringen van verwante donoren voor donatie van perifere stamcellen resulteren daarom in meer afwijkingen. Terwijl bij onverwante stamceldonoren vaste afkeuringscriteria maximale donor- en patiëntveiligheid nastreven, is wellicht soms een nuancering te maken bij verwante donoren. Een monoklonaal proteïne (Mproteïne) is een laboratoriumafwijking die relatief frequent voorkomt bij ouderen. Wij vonden bij 122 familiedonoren door middel van pentascreen immuunfixatie tussen 2009 en medio 2012 bij 16 mensen (13,1%) een M-proteïne als toevalsbevinding. Bij donoren ouder dan 60 jaar was de prevalentie van een M-proteïne 23,3%. Dit is hoger dan tot nu toe in de literatuur beschreven. Bij de helft betrof het een ‘monoclonal gammopathy of unknown significance’ (MGUS), bij 1 donor een ‘smouldering’ myeloom, in 3 gevallen een reactief M-proteïne en 4 donoren waren ‘loss to follow up’. Behalve het potentiële nadeel voor de patiënt die een dergelijk transplantaat ontvangt, zou er ook mogelijk een risico voor de donor kunnen zijn. Onduidelijk is de invloed van stamcelmobilisatie door GCSF op de proliferatie van klonale plasmacellen. Potentiële risico’s en de medisch-ethische aspecten van een M-proteïne bij een stamceldonor voor donor en patiënt worden besproken.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:294–301)
Lees verderNTVH - 2014, nummer 7, october 2014
dr. N.W.C.J. van de Donk , A. Palumbo , H.E. Johnsen , M. Engelhardt , F. Gay , H. Gregersen , prof. R. Hájek , dr. M. Kleber MD, prof. dr. H. Ludwig , G. Morgan , P. Musto PhD, T. Plesner MD, prof. dr. O. Sezer , E. Terpos , A. Waage , prof. dr. S. Zweegman , H. Einsele , prof. dr. P. Sonneveld , prof. dr. H.M. Lokhorst
‘Monoclonal gammopathy of undetermined significance’ (MGUS) is een van de meest voorkomende premaligne afwijkingen. IgG- en IgA-MGUS zijn voorlopers van multipel myeloom, lichte-keten-MGUS van lichte-keten multipel myeloom en IgM-MGUS van de ziekte van Waldenström en andere lymfoproliferatieve ziekten. Het aantal klonale cellen en ook verschillende biologische karakteristieken zijn voorspellend voor maligne transformatie van MGUS. Verder dragen veranderingen in het beenmergmicromilieu bij aan een verhoogd risico op veneuze en arteriële trombose, infecties, osteoporose en botbreuken. Verder kan de kleine kloon soms verantwoordelijk zijn voor ernstige orgaanaantasting door depositie van het M-proteïne in weefsels of door auto-antistofactiviteit. In dit artikel beschrijven we het klinisch belang van MGUS en geven we tevens aanbevelingen betreffende diagnostiek en follow-up van patiënten met MGUS. Deze aanbevelingen zijn eerder in Haematologica gepubliceerd.1
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:302–17)
Lees verderNTVH - 2014, nummer 7, october 2014
drs. M. Piersma-Wichers , dr. K. Meijer
Als rondom een ingreep de antistolling met vitamine-Kantagonisten tijdelijk moet worden gestopt, kan ervoor worden gekozen deze langer werkende middelen tijdelijk te vervangen door een korter werkende laagmoleculairgewichtheparine (LMWH). Hiermee wordt de periode zonder antistolling zo kort mogelijk gehouden. Deze overbruggingsbehandeling wordt in de klinische praktijk veel toegepast, hoewel de wetenschappelijke onderbouwing beperkt is. De komende jaren zullen de eerste gegevens over effectiviteit uit grote gerandomiseerde onderzoeken beschikbaar komen. Het is wel duidelijk dat overbrugging een verhoogd bloedingsrisico met zich meebrengt. De bestaande richtlijnen voor overbrugging zijn helder en consistent voor patiënten met een hoog of laag tromboserisico. Voor patiënten met een intermediair risico wordt een geïndividualiseerd beleid geadviseerd, in de praktijk wordt meestal wel gekozen voor overbrugging. Aspirine kan meestal worden doorgegeven rondom een ingreep, bijkomende clopidogrel/prasugrel/ticagrelor moet dan wel worden gestopt. Bij hoogrisicopatiënten op dubbele trombocytenaggregatieremming kan clopidogrel/ prasugrel/ticagrelor tijdelijk worden vervangen door een GPIIbIIIa-remmer. Er zijn weinig gegevens over deze nieuwe strategie; richtlijnen geven nog geen eenduidig advies. De nieuwe, of directe, orale anticoagulantia hebben een korte halfwaardetijd, waardoor overbrugging met LMWH niet zinvol is.
Wij pleiten voor bewustwording van het bloedingsrisico van overbrugging en het maken van regionale/lokale afspraken over met name patiënten met een intermediair tromboserisico. We sluiten af met adviezen voor de uitvoering van overbrugging.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:318–24)
Lees verderNTVH - 2014, nummer 6, september 2014
dr. N. Thielen , dr. C.C.L.M. Boons , dr. J.G. Hugtenburg , prof. dr. G.J. Ossenkoppele , dr. J.J.W.M. Janssen
De introductie van de tyrosinekinaseremmers (TKI’s) iets meer dan een decennium geleden heeft de prognose van patiënten met chronische myeloïde leukemie (CML) enorm verbeterd. Het behalen van een goede cytogenetische en moleculaire respons is een voorspellende factor voor een uitstekende prognose. Uit verschillende studies, verricht bij patiënten die de eerstelijns-TKI imatinib gebruiken, blijkt dat therapietrouw een grote rol speelt bij het behalen van de gewenste respons. Hoe lager de therapietrouw, des te hoger de kans op falen van de behandeling en ook de kans op ziekteprogressie. Het is dan ook van groot belang dat de CML-patiënt zich hiervan bewust is en dat er in de spreekkamer regelmatig over therapietrouw wordt gesproken. In geval van therapieontrouw is interventie met een op maat gemaakt plan noodzakelijk.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:241–7)
Lees verder