NTVH - 2014, nummer 2, march 2014
dr. C.L. Harteveld
Hemoglobinopathieën (HbP) zijn in de laatste 30 jaar in Nederland toegenomen door immigratie. De meeste dragers behoren tot de populaties afkomstig uit malariagebieden waar door eeuwenlange selectie door malaria tropica de frequentie aan mutaties die HbP veroorzaken hoog is. Toch komen thalassemie en hemoglobine (Hb)- varianten ook van nature in relatief lage frequentie voor bij zogenoemde autochtone Nederlanders. Enerzijds door verre voorouders afkomstig uit HbP-gebieden, anderzijds door spontane mutaties. Dit artikel beschrijft het voorkomen van HbP in de Nederlandse multi-etnische samenleving en geeft een overzicht van de verschillende mutaties en deleties die bij autochtone Nederlanders thalassemie of Hb-varianten veroorzaken.
Dragerschap van HbP bij autochtone Nederlanders is zeldzaam, maar kan worden verwacht op basis van een persisterende microcytair hypochrome anemie, niet reagerend op ijzersuppletie. Daarnaast dient het aanbeveling bij een bewezen drager van HbP met een kinderwens de partner te laten controleren op HbP-dragerschap, afgezien of de partner uit een hoog- of laagrisicogroep voor HbP-dragerschap komt. Daarvoor is een eenvoudig hemocytometrische analyse en scheiding van de hemoglobinefracties door middel van bijvoorbeeld ‘high performance liquid chromatography’ of Hb-elektroforese vaak voldoende. De multi-etnische samenleving vraagt om aandacht voor de genetische risico’s voor echtparen waarbij beiden drager zijn van HbP. Daarbij hoort het opsporen van risicoparen om toekomstige ouders tijdig een reproductieve keuze te bieden en indien gewenst prenatale diagnostiek.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:44–54)
Lees verderNTVH - 2014, nummer 2, march 2014
dr. I. de Weerdt , dr. E.F. Eldering , prof. dr. M.H.J. van Oers , prof. dr. A.P. Kater
In de afgelopen jaren is de kennis over de pathofysiologie van chronische lymfatische leukemie (CLL) sterk toegenomen. Waar in de afgelopen jaren bij verschillende lymfomen mutaties zijn ontdekt die signaleringspaden binnen de cel verstoren, lijken de signaleringspaden bij CLL over het algemeen intact. Activatie van deze paden vindt bij CLL plaats door externe factoren vanuit het micromilieu. Het micromilieu vormt een complex netwerk dat verscheidene stimuli aan CLL-cellen verschaft en is met name gelokaliseerd in secundaire lymfoïde weefsels. Stimulatie van de B-celreceptor, interacties met T-cellen en zogeheten ‘nurse-like’-cellen behoren tot de belangrijkste componenten van het micromilieu. Deze nieuwe inzichten hebben geresulteerd in de ontwikkeling van signaaltransductieremmers waardoor de interactie van CLL met het micromilieu wordt verstoord. De verwachting is dat deze middelen de behandeling van CLL drastisch gaan veranderen. In dit overzichtsartikel zal de rol van signaleringspaden in de pathofysiologie van CLL worden toegelicht.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:55–62)
Lees verderNTVH - 2014, nummer 1, january 2014
dr. M.E. Hamaker
Deze review geeft een overzicht van de huidige kennis over het gebruik van geriatrische assessments binnen de hemato-oncologie. Deze assessments zijn sensitiever in het bepalen van de gezondheidstoestand van een oudere patiënt dan ‘performance status’ of leeftijd en brengen problemen aan het licht die als aanknopingspunt kunnen dienen voor het verbeteren van kwaliteit van leven of de uitgangspositie van een patiënt voorafgaand aan een behandeling. Er blijkt echter ook nog veel onbekend te zijn, waarvoor dringend meer onderzoek nodig is.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:3–8)
Lees verderNTVH - 2014, nummer 1, january 2014
drs. M.S. Slee-Valentijn , dr. A.B. Maier
Er is een prognostisch model nodig om voor een individuele oudere patiënt de haalbaarheid van een hematologische behandeling te bepalen alvorens met die behandeling wordt begonnen. Het huidig gehanteerde geriatrische assessment is een methode om de patiënt uitgebreid in kaart te brengen, maar is grotendeels gebaseerd op subjectieve uitkomstmaten. Dit artikel beschrijft toekomstige mogelijkheden voor het bepalen van objectieve biologische markers. Aan de hand van deze markers kan een uitspraak worden gedaan over de biologische leeftijd van de oudere patiënt. Deze biomarkers van veroudering kunnen potentieel van invloed zijn op behandelbeslissingen.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:9–12)
Lees verderNTVH - 2014, nummer 1, january 2014
dr. P.F.H. Franck , dr. P.W. Wijermans
Hemolytische anemieen met een membraandefect zijn meestal mild van aard. Het stellen van de diagnose is lastig met behulp van gangbare hemolyseparameters. De toepassing van de ektacytometer vereenvoudigt dit aanmerkelijk. Aan de hand van de typische vervormbaarheidscurves van de erytrocyten worden de verschillende hemolytische anemieen eenduidig vastgesteld. Andere specifieke diagnostische bepalingen zijn ongevoelig of niet discriminerend genoeg voor de verschillende membraanstoornissen. Mutaties binnen hereditaire sferocytose (HS) zijn veelvuldig, vaak uniek en diffuus verdeeld over meerdere membraaneiwitten, waaronder ankyrine, band 3, α- en β-spectrine en proteine 4.2. De mutaties binnen hereditaire elliptocytose (HE) en hereditaire pyropoikilocytose (HPP) zijn relatief makkelijk te vinden, aangezien zij voornamelijk aan de uiteinden van α- en β-spectrine voorkomen. Voor ‘Southeast Asian’-ovalocytose (SAO) is slechts 1 mutatie in band 3 bekend. Bij hereditaire stomatocytose (HSt) is een aantal mutaties bekend in eiwitten die betrokken zijn bij het ionentransport over de membraan.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2014;11:13–21)
Lees verderNTVH - 2013, nummer 8, december 2013
dr. E.M. Meulenbroek , dr. D. Wouters , dr. F.J. Bemelman , prof. dr. S.S. Zeerleder
Complement is een belangrijk onderdeel van het aangeboren immuunsysteem, dat naast het bestrijden van microbiële infecties ook cruciaal is voor het verwijderen van eigen dode lichaamscellen en immuuncomplexen. Een verstoorde regulatie van dit efficiënte systeem kan leiden tot een ongecontroleerde destructie van eigen lichaamscellen en dus ziekte. Voor de hematoloog zijn paroxismale nachtelijke hemoglobinurie en atypisch hemolytisch-uremisch syndroom van belang. Dankzij de effectiviteit en beschikbaarheid van complementremmers kunnen deze aandoeningen nu beter worden behandeld. In dit overzichtsartikel wordt kort de fysiologie van het complementsysteem met zijn regulatoren besproken. Op basis hiervan worden de mechanismen en de klinische effecten van de beschikbare complementremmers bij deze 2 ziekten behandeld.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2013;10:288–96)
Lees verderNTVH - 2013, nummer 8, december 2013
dr. M.J.H.A. Kruip , dr. K. Meijer
Nieuwe orale anticoagulantia worden steeds vaker voorgeschreven. Dabigatran is een directe trombineremmer, apixaban en rivaroxaban remmen factor Xa. Zij zijn alle 3 geregistreerd als tromboseprofylaxe na electieve orthopedische operaties en bij non-valvulair atriumfibrilleren. Meestal kan een vaste dosering worden gegeven, maar dosisaanpassing kan noodzakelijk zijn, zoals bij ouderen, nierfunctiestoornissen of interacties. Het beleid bij operaties is afhankelijk van het trombose- en bloedingsrisico van de ingreep en de nierfunctie. Er is geen specifiek antidotum beschikbaar, maar algemene richtlijnen voor beleid bij bloedingen zijn voorhanden. Algemene stollingstesten (aPTT en PT) lijken minder geschikt dan oorspronkelijk werd aangenomen; meer specifieke testen (dTT en anti-Xa-spiegel) kunnen een klinisch relevante antistolling aantonen of uitsluiten. De apotheker vervult een centrale rol bij medicatiebewaking met betrekking tot voorschrijven, interacties en dosering. Ten slotte zijn lokale afspraken, zowel in het eigen ziekenhuis als in de regio, over een sluitende ketenzorg voor patiënten met antistolling belangrijk.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2013;10:298–305)
Lees verder