OVERZICHTSARTIKELEN

Het effect van orale directe remmers op routine hemostasescreeningstesten

NTVH - 2013, nummer 8, december 2013

dr. Ç. Ağar , E.J. van den Dool , dr. A.K. Stroobants

Samenvatting

Door het in gebruik nemen van 3 nieuwe orale anticoagulantia, zogenoemde directe orale remmers (‘oral direct inhibitors; ODI’s), in de afgelopen 2 jaar voor preventie en behandeling van veneuze trombo-embolieën en atriumfibrilleren is er een verandering gaande in de klinische praktijk. Dit heeft ook invloed op het gebruik en de interpretatie van routine hemostasescreeningstesten in laboratoria. Dit artikel bespreekt de effecten van de directe orale trombineremmer dabigatran en de directe orale factor-Xa-remmers rivaroxaban en apixaban op de hemostasescreeningstesten protrombinetijd (PT), geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT), trombinetijd (TT) en de specifieke testen verdunde trombinetijd (dTT) en anti-Xa-bepaling in laboratoriumdiagnostiek in Nederland. De aPTT lijkt geschikt te zijn als screeningstest voor dabigatran en kan zelfs worden gebruikt als kwantitatieve test als een relatief snel en meer beschikbaar alternatief voor de dTT-bepaling. Ook de trombinetijd is geschikt voor screening op de aanwezigheid van dabigatran. Daarentegen blijken de PT- en aPTT-testen met de meest gebruikte reagentia in Nederland ongeschikt te zijn voor het screenen en monitoren van de directe factor-Xa-remmers rivaroxaban en apixaban. Vooralsnog lijkt de anti-Xa-activiteitbepaling, zij het met beperkte mate van beschikbaarheid, de beste test voor het screenen en monitoren van deze factor-Xa-remmers. In dit snel veranderende veld is er een grote vraag naar snelle hemostasescreeningstesten voor de nu al in gebruik genomen ODI’s, maar ook voor in de toekomst beschikbaar komende ODI’s. Daarom is verder onderzoek noodzakelijk om de veiligheid van de patiënt bij het gebruik van ODI’s te waarborgen.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2013;10:306–12)

Lees verder

Chronische lymfatische leukemie in Nederland: trends in incidentie, behandeling en overleving (1989–2008)

NTVH - 2013, nummer 7, october 2013

drs. E.C. van den Broek , prof. dr. A.P. Kater , dr. S.A.M. van de Schans , dr. H.E. Karim-Kos , dr. M.L.G. Janssen-Heijnen , dr. W.G. Peters , dr. P.T.G.A. Nooijen , prof. dr. J.J.W. Coebergh , dr. W.E.F.M. Posthuma

Samenvatting

Wij berekenden trends in incidentie (aantal nieuw gediagnosticeerde patiënten), vroege behandeling en overleving van patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL) tussen 1989 en 2008, gebaseerd op ‘population-based’ gegevens van de Nederlandse Kankerregistratie. De incidentie was stabiel bij mannen (5,1 gevallen per 100.000 personen per jaar (=persoonsjaren)), maar nam licht toe bij vrouwen van 2,3 tot 2,5 gevallen per 100.000 persoonsjaren. De incidentie steeg met name bij vrouwen in de leeftijd van 50–64 jaar (van 3,6 tot 4,3 gevallen per 100.000 persoonsjaren).
Over de tijd kregen patiënten minder vaak chemotherapie binnen 6 maanden na diagnose, er was een daling van 29% tot 24% bij mannen en van 25% tot 21% bij vrouwen. De relatieve vijfjaarsoverleving (dit is een benadering van de CLL-specifieke overleving) nam toe van 61% in 1989–1993 tot 70% in 2004–2008 voor mannen, en van 71% tot 76% voor vrouwen. De oversterfte ten gevolge van CLL nam af over de tijd en bleek hoger naarmate patiënten ouder zijn.
Verschillen in incidentie van CLL op basis van geslacht bleven bestaan, maar werden wel kleiner. De incidentie voor vrouwen nam toe in de richting van de stabiele incidentie voor mannen, waarschijnlijk door toegenomen detectie bij vrouwen. De bescheiden toename in overleving is mogelijk onderschat als gevolg van onderregistratie van recentelijk gediagnosticeerde indolente patiënten en het effect met terugwerkende kracht van de introductie van nieuwe therapieën.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2013;10:244–53)

Lees verder

‘Therapeutic drug monitoring’ van tyrosinekinaseremmers bij chronische myeloïde leukemie: noodzaak of nodeloos?

NTVH - 2013, nummer 7, october 2013

drs. A.J. Wilhelm , dr. J.J.W.M. Janssen

Samenvatting

De behandeling van chronische myeloïde leukemie (CML) is sinds de introductie van de tyrosinekinaseremmer (TKR) imatinib in 2001 sterk verbeterd en vereenvoudigd. Sinds enkele jaren zijn nilotinib en dasatinib aan het therapeutisch arsenaal toegevoegd, waardoor patiënten die resistent of intolerant zijn voor imatinib alsnog uitstekende resultaten kunnen bereiken. In dit artikel wordt ingegaan op het nut van ‘therapeutic drug monitoring’ (TDM) bij de therapie met TKR’s. Na het behandelen van responsdefinities en bepalingsmethoden, wordt een overzicht gegeven over wat bekend is over de relatie tussen blootstelling en respons en de variatie in farmacokinetiek. Het bewijs ontbreekt dat routinematige TDM bij alle CML-patiënten de klinische uitkomsten voor de gehele groep verbetert. Indicaties om plasmaconcentraties te meten zijn suboptimale of trage respons, falen van de behandeling, bijwerkingen, geneesmiddelinteracties of het vermoeden van therapieontrouw.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2013;10:254–9)

Lees verder

Diagnostiek van congenitale trombocytopenie

NTVH - 2013, nummer 7, october 2013

dr. P.P.T. Brons , drs. A.A.A. van der Linde , dr. W.L. van Heerde

Samenvatting

Congenitale trombocytopenie is een relatief zeldzame oorzaak van trombocytopenie. De frequentie wordt mogelijk onderschat door onbekendheid met de ziektebeelden en de soms lastige differentiaaldiagnose. Dit artikel behandelt de diagnostiek van congenitale trombocytopenie door middel van een stapsgewijze aanpak.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2013;10:260–7)

Lees verder

Chronische myeloïde leukemie en zwangerschap

NTVH - 2013, nummer 7, october 2013

dr. J.J.W.M. Janssen , dr. N. Thielen , prof. dr. G.J. Ossenkoppele

Samenvatting

Door de sterk verbeterde overleving van patiënten met chronische myeloïde leukemie (CML) worden behandelaars toenemend geconfronteerd met vragen over zwangerschap. In dit artikel worden gegevens betreffende de teratogeniciteit van tyrosinekinaseremmers besproken en adviezen gegeven voor de behandeling van zwangeren met CML.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2013;10:268–72)

Lees verder

Recidief van acute lymfatische leukemie op de kinderleeftijd

NTVH - , nummer ,

prof. dr. P.M. Hoogerbrugge , dr. H. van den Berg , dr. A.B. Versluijs , dr. V. de Haas , prof. dr. R. Pieters

Samenvatting

Momenteel is de ziektevrije overleving van kinderen met acute lymfatische leukemie (ALL) in Nederland ongeveer 85%. Ongeveer 15% van de kinderen met ALL krijgt een recidief. De kans op genezing van kinderen met een recidief hangt onder andere af van het tijdstip, fenotype en de lokalisatie van het recidief, en varieert van 20% (voor een vroeg beenmergrecidief) tot 70% voor een laat recidief. Om de kansen op genezing verder te verhogen, is het van belang meer inzicht te verkrijgen in de biologie van recidief van ALL en kinderen te includeren in goede klinische studies. In Europa is hiervoor een internationaal samenwerkingsverband gevormd van waaruit internationale klinische studies worden opgezet.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2013;10:214-8)

Lees verder

Tromboserisico bij paroxysmale nachtelijke hemoglobinurie (PNH) en het beleid inclusief zwangerschapsgerelateerde problematiek

NTVH - 2013, nummer 5, july 2013

drs. S.T.A. van Bijnen , dr. P. Muus

Samenvatting

Paroxysmale nachtelijke hemoglobinurie (PNH) is een zeer zeldzame ziekte die wordt gekenmerkt door een kloon van hematopoëtische cellen met deficiëntie van glycosylfosfatidylinositol (GPI)-verankerde eiwitten. Deficiëntie van de GPI-verankerde complementinhibitoren CD55 en CD59 op erytrocyten leidt tot hemolyse onder invloed van complementactivatie. Een van de meest prominente kenmerken in voornamelijk de klassieke presentatie van de ziekte is een sterk verhoogd risico op zowel veneuze als arteriële trombose. Trombose treedt vaak op ongebruikelijke plaatsen op met het budd-chiarisyndroom als meest frequente manifestatie. Tromboseprofylaxe met coumarines wordt aanbevolen voor patiënten met een kloongrootte >50% zonder contra-indicaties, maar biedt geen gegarandeerde bescherming. Eculizumab, een monoklonale antistof gericht tegen complementfactor C5, remt intravasculaire hemolyse en verlaagt bovendien het risico op trombose. Zwangerschap bij patiënten met PNH kent een sterk verhoogd risico op complicaties voor zowel moeder als kind, waarbij trombose bij de moeder en prematuriteit en een laag geboortegewicht bij het kind de meest belangrijke zijn. Eculizumab is tot op heden bij meer dan 20 patiënten succesvol toegepast tijdens de zwangerschap en lijkt op grond van de huidige, nog beperkte, gegevens veilig te kunnen worden gebruikt.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2013;10:180–8)

Lees verder