NTVH - jaargang 20, nummer 3, april 2023
dr. R.K. Schindhelm , dr. P.A. Kramer
Lichaampjes van Döhle zijn lichtblauw-grijze 1–3 µm grote ovale insluitsels in metamyelocyten, staafkernige en segmentkernige neutrofiele granulocyten. Deze insluitsels worden voornamelijk gezien bij (ernstige) infecties, alhoewel de sensitiviteit van lichaampjes van Döhle in relatie tot door kweek bewezen bacteriële infecties laag is (30%) en bij ernstige infectie rond 50%. In mindere mate worden deze insluitsels ook waargenomen bij brandwonden, myelodysplastisch syndroom en bij zwangeren. Voor de klinische praktijk zijn de op lichaampjes van Döhle gelijkende insluitsel die worden gezien bij MYH9 (‘myosin heavy chain 9’)-gerelateerde ziekte van belang, waarbij naaste deze insluitsels sprake kan zijn van trombocytopenie. Deze insluitsels zijn langer en lichter blauw van kleur van de lichaampjes van Döhle en bestaan voornamelijk uit myosine.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2023;20:110–5)
Lees verderNTVH - jaargang 20, nummer 2, maart 2023
J.B. Salzbrunn , I.A. van Zeventer , dr. A.O. de Graaf , prof. dr. J.H. Jansen , prof. dr. G.A. Huls
Het ontstaan van mutaties is een onvermijdelijk gevolg van veroudering. Mutaties in zogenoemde ‘driver’-genen, die ook kenmerkend zijn voor myeloïde ziekten (AML, MDS, MPN), kunnen leiden tot een groeivoordeel van de gemuteerde stam/progenitorcel en daardoor tot klonale expansie. Dit proces, waarbij hematopoëtische klonen met bepaalde mutaties detecteerbaar worden, noemt men klonale hematopoëse (‘clonal hematopoiesis’; CH). In de vernieuwde WHO- en ICC-classificaties zijn verschillende vormen van CH gedefinieerd als premaligne aandoening, namelijk ‘clonal hematopoiesis of indeterminate potential’ (CHIP) en ‘clonal cytopenia of undetermined significance’ (CCUS). CHIP is frequent aanwezig in de algemene populatie (~25% ≥60 jaar). De kans op maligne ontaarding bedraagt ongeveer 0,2–1% per jaar. Voor CCUS, een beschrijving voor de aanwezigheid van CHIP in combinatie met onverklaarde en stabiele cytopenie, ligt dit getal substantieel hoger. De exacte kans is nog onduidelijk, omdat de eerste studies zijn uitgegaan van zeer verschillend geselecteerde cohorten. Bovendien lijkt er een grote variabiliteit in het risico op maligne ontaarding tussen individuen te bestaan. Om een verstandig beleid te formuleren voor individuen met CH, CHIP of CCUS, is het onderkennen van hoogrisicoprofielen binnen deze condities belangrijk. Recent onderzoek suggereert dat met name individuen met CCUS en spliceosoom (SF3B1, SRSF2, U2AF1), TP53-, JAK2-, RUNX1- of IDH1/2-mutaties, de aanwezigheid van meerdere gemuteerde genen of grote gemuteerde klonen een hoog risico hebben op maligne ontaarding. Voor individuen met CCUS en bovenstaande hoogrisicokenmerken lijken poliklinische vervolgcontroles conform laagrisico-MDS op zijn plaats. Het actief opsporen en vervolgen van CHIP in afwezigheid van onverklaarde persisterende cytopenie lijkt (voorlopig) niet geïndiceerd. Behalve een rol in maligne ontaarding lijkt CH belangrijk in de pathofysiologie van inflammatoire ziektebeelden (bijvoorbeeld hart- en vaatziekten of chronisch obstructieve longziekten). Verder heeft CH mogelijke implicaties bij het uitvoeren van stamceltransplantaties en bij het interpreteren van minimale restziekte (MRD). Het in 2020 beschreven VEXAS-syndroom, dat wordt gekenmerkt door verworven mutaties in het UBA1-gen in combinatie met de klinische kenmerken van een auto-inflammatoir syndroom en bloedbeeldafwijkingen, is tot slot een potentieel levensbedreigende subgroep van CH die herkenning en behandeling vereist.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2023;20:54–63)
Lees verderNTVH - jaargang 20, nummer 2, maart 2023
drs. W.E.M. van Dijk , dr. K.P.M. van Galen , dr. R.T. Urbanus , prof. dr. R.E.G. Schutgens
Veel patiënten met chronische immuuntrombocytopenie (ITP) hebben een verminderde kwaliteit van leven, hetgeen sterk samenhangt met moeheid en hevig menstrueel bloedverlies. Het trombocytengetal speelt daarin een beperkte rol, geïllustreerd door de hoge prevalentie van moeheid en hevige menstruatie bij ITP-patiënten met (sub)normale trombocytengetallen. Bij de behandeling van chronische ITP is (partiële) remissie niet altijd haalbaar en dient de aandacht in de spreekkamer te worden verlegd naar kwaliteit van leven. Moeheid bij chronische ITP lijkt voor een groot deel bepaald door niet-ziektespecifieke factoren zoals welzijn en activiteit. Er zijn nog geen bewezen niet-ziektespecifieke interventies voor moeheid of kwaliteit van leven bij ITP, maar op basis van andere chronische ziekten kunnen fysiotherapie, zelfmanagementprogramma’s en cognitieve gedragstherapie worden overwogen. Hevig menstrueel bloedverlies komt ook veel voor bij ITP-patiënten, ongeacht het trombocytengetal, en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. Voor hevig menstrueel bloedverlies lijkt een hormoonspiraal een succesvolle mogelijkheid. Tot slot hebben ITP-patiënten behoefte aan praktische adviezen voor dagelijkse problemen, zoals het voorkómen van bloedingen bij tandartsbezoek. In afwachting van verder onderzoek adviseren we u om veelvoorkomende bloedingsproblemen en kwaliteit van leven met uw chronische ITP-patiënt te bespreken en samen naar oplossingen te zoeken, eventueel in overleg met een centrum dat onderdeel is van het ITP-expertisenetwerk. De resultaten en inzichten die worden gepresenteerd in dit overzichtsartikel zijn grotendeels gebaseerd op het proefschrift van de eerste auteur (W.E.M. van Dijk).
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2023;20:64–9)
Lees verderNTVH - jaargang 20, nummer 1, februari 2023
dr. G. Choi
Editorial bij de bijdrage van S. Hartjes, T. de Vries, getiteld ‘Welke invloed heeft bloed- of lymfeklierkanker op je dagelijks leven?’
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2023;20:9)
Lees verderNTVH - jaargang 20, nummer 1, februari 2023
drs. S. Hartjes , T. de Vries
Stichting Hematon heeft in samenwerking met NFK in november 2021 een ‘Doneer Je Ervaring’-enquête gehouden over de vraag welke invloed bloed- of lymfeklierkanker heeft op het dagelijks leven. De enquête is door bijna 2.000 mensen ingevuld. Met name bij ziektebeelden met een hogere ziekte/behandellast heeft tussen 5 en 10% van de nog in leven zijnde patiënten deelgenomen. Bij de vraagstelling is onderscheid gemaakt naar het stadium van de behandeling. Voor de analyse is deze verdeeld in drie categorieën: voor, tijdens en na behandeling. Vermoeidheid wordt verreweg het meest aangegeven als klacht (bijna 80% van de deelnemers). Met name tijdens de behandeling heeft vermoeidheid nogal of heel erg invloed op het dagelijks leven. Bij dagelijkse bezigheden (zoals boodschappen doen), bewegen en werk geeft twee derde van de deelnemers aan daar heel erg of nogal hinder van te ondervinden tijdens behandeling. Voor en na behandeling ligt dit op zo’n 40%. Over de impact op de relatie is men veel positiever; 20% van de deelnemers geeft aan hier nogal of heel erg negatieve impact te ervaren. Dit artikel is een verkorte versie van het eindrapport dat in mei 2022 via de website van Hematon is gepubliceerd.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2023;20:10–5)
Lees verderNTVH - jaargang 20, nummer 1, februari 2023
P. Hoogerbrugge
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2023;20:16)
Lees verderNTVH - jaargang 20, nummer 1, februari 2023
C.M.C. Kooij , F. Smiers , M.E. Belderbos
Bèta-thalassemie is een monogenetische aandoening die leidt tot onvoldoende productie van bèta-ketens van het hemoglobine (β +) of het volledig ontbreken hiervan (β 0). Lentivirale gentherapie (betibeglogene autotemcel; beti-cel) is sinds 2019 geregistreerd in Europa voor de behandeling van patiënten met transfusie-afhankelijke β + bèta-thalassemie voor wie geen geschikte allogene stamceldonor beschikbaar is. Lentivirale gentherapie is in klinische studies effectief gebleken, maar wordt in Europa nog niet vergoed door de verzekeraar. Daarnaast heeft lentivirale gentherapie nadelen, waaronder het risico op insertionele mutagenese door willekeurige integratie van het genproduct. CRISPR-Cas9 biedt een mogelijkheid om gericht veranderingen aan te brengen in het DNA en is daarmee wellicht veiliger. Het effect van behandeling met CRISPR-Cas9-gecorrigeerde stamcellen wordt onderzocht in een toenemend aantal klinische studies. In dit overzichtsartikel wordt het algemene werkingsmechanisme van CRISPR-Cas9-gentherapie en de medische toepassing van deze behandeling voor patiënten met bèta-thalassemie besproken.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2023;20:17–24)
Lees verder