NTVH - jaargang 20, nummer 1, februari 2023
drs. S. Hartjes , T. de Vries
Stichting Hematon heeft in samenwerking met NFK in november 2021 een ‘Doneer Je Ervaring’-enquête gehouden over de vraag welke invloed bloed- of lymfeklierkanker heeft op het dagelijks leven. De enquête is door bijna 2.000 mensen ingevuld. Met name bij ziektebeelden met een hogere ziekte/behandellast heeft tussen 5 en 10% van de nog in leven zijnde patiënten deelgenomen. Bij de vraagstelling is onderscheid gemaakt naar het stadium van de behandeling. Voor de analyse is deze verdeeld in drie categorieën: voor, tijdens en na behandeling. Vermoeidheid wordt verreweg het meest aangegeven als klacht (bijna 80% van de deelnemers). Met name tijdens de behandeling heeft vermoeidheid nogal of heel erg invloed op het dagelijks leven. Bij dagelijkse bezigheden (zoals boodschappen doen), bewegen en werk geeft twee derde van de deelnemers aan daar heel erg of nogal hinder van te ondervinden tijdens behandeling. Voor en na behandeling ligt dit op zo’n 40%. Over de impact op de relatie is men veel positiever; 20% van de deelnemers geeft aan hier nogal of heel erg negatieve impact te ervaren. Dit artikel is een verkorte versie van het eindrapport dat in mei 2022 via de website van Hematon is gepubliceerd.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2023;20:10–5)
Lees verderNTVH - jaargang 20, nummer 1, februari 2023
P. Hoogerbrugge
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2023;20:16)
Lees verderNTVH - jaargang 20, nummer 1, februari 2023
C.M.C. Kooij , F. Smiers , M.E. Belderbos
Bèta-thalassemie is een monogenetische aandoening die leidt tot onvoldoende productie van bèta-ketens van het hemoglobine (β +) of het volledig ontbreken hiervan (β 0). Lentivirale gentherapie (betibeglogene autotemcel; beti-cel) is sinds 2019 geregistreerd in Europa voor de behandeling van patiënten met transfusie-afhankelijke β + bèta-thalassemie voor wie geen geschikte allogene stamceldonor beschikbaar is. Lentivirale gentherapie is in klinische studies effectief gebleken, maar wordt in Europa nog niet vergoed door de verzekeraar. Daarnaast heeft lentivirale gentherapie nadelen, waaronder het risico op insertionele mutagenese door willekeurige integratie van het genproduct. CRISPR-Cas9 biedt een mogelijkheid om gericht veranderingen aan te brengen in het DNA en is daarmee wellicht veiliger. Het effect van behandeling met CRISPR-Cas9-gecorrigeerde stamcellen wordt onderzocht in een toenemend aantal klinische studies. In dit overzichtsartikel wordt het algemene werkingsmechanisme van CRISPR-Cas9-gentherapie en de medische toepassing van deze behandeling voor patiënten met bèta-thalassemie besproken.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2023;20:17–24)
Lees verderNTVH - jaargang 19, nummer 8, december 2022
drs. Z. Osmani MSc , dr. S. Duim , dr. R. Vicente-Steijn , J. Winkel BSc , dr. G. Ponjee
Hoewel chronische lymfoproliferatieve aandoeningen kunnen worden waargenomen in het perifeer bloed door een volledig bloedbeeld en microscopische differentiatie, kan het vooralsnog lastig zijn afwijkende lymfocyten visueel te beoordelen. Flowcytometrische immuunfenotypering biedt binnen een dag uitsluitsel of een afwijkende lymfocytenpopulatie reactief of maligne is. Er is een stroomschema ontwikkeld voor kritische selectie van patiënten met (persisterende) lymfocytose voor flowcytometrische immuunfenotypering. Een selectie gebaseerd op hemocytometrische parameters, hematomorfologische en flowcytometrische criteria. Retrospectief onderzoek heeft de effectiviteit van het stroomschema in het opsporen van lymfoproliferatieve aandoeningen bij onbekende, met name huisartspatiënten, aangetoond. Hiervoor zijn 1.608 patiënten geïncludeerd, waarbij 21 patiënten werden geselecteerd voor flowcytometrische immuunfenotypering. Bij 17 patiënten werd een monoklonale B-celpopulatie gevonden in het perifeer bloed (positiefvoorspellende waarde van het stroomschema = 81%). Bij controle na zes maanden in het elektronisch patiëntendossier (EPD) van de overige 1.587 niet-geselecteerde patiënten bleek slechts één patiënt een lymfoproliferatieve maligniteit te hebben ontwikkeld (negatief-voorspellende waarde van het stroomschema = 99,9%). Dit onderzoek toont aan dat het stroomschema kan bijdragen aan vroege en snelle detectie van patiënten met een chronische lymfoproliferatieve aandoening. Hiermee is dit stroomschema van toegevoegde waarde voor de kliniek en de huisarts.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2022;19:366–71)
Lees verderNTVH - jaargang 19, nummer 8, december 2022
drs. N. van Nieuwenhuijzen , dr. F.A. Verheij , drs. C.A. Nijssen , drs. E.J. Prummel , prof. dr. M.C. Minnema
Medisch-wetenschappelijk onderzoek is mede afhankelijk van de beschikbaarheid van klinische gegevens en lichaamsmateriaal van patiënten. Biobanken faciliteren toekomstig wetenschappelijk onderzoek door op gestandaardiseerde wijze data en lichaamsmateriaal te verzamelen en op te slaan. In de laatste jaren is er, onder andere met de invoering van een nieuwe Europese privacywet (AVG), meer nadruk gelegd op zorgvuldig datamanagement, privacybescherming en een uitgebreidere voorlichtingsprocedure. De afdeling Hematologie van het Universitair Medisch Centrum Utrecht heeft in 2020 de algemene biobank ‘Leukemie-Myeloom-Lymfoom’ grondig herzien. Hierbij worden de voorlichting van patiënten, het protocol en datamanagement van de biobank gecombineerd met de mogelijkheid tot het includeren van patiënten in een ‘cohort multiple randomized controlled trial’ (cmRCT). Het huidige overzichtsartikel bespreekt de aanpak en overwegingen die komen kijken bij het opzetten van een biobank in combinatie met cmRCT, met bijzondere aandacht voor de keuzemogelijkheden die patiënten worden voorgelegd. Tevens worden hier de inclusiecijfers gepresenteerd van het eerste jaar waarin patiënten werden benaderd om deel te nemen aan de herziene biobank.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2022;19:372–8)
Lees verderNTVH - jaargang 19, nummer 8, december 2022
dr. I. van Moort , dr. T. Preijers , drs. L.H. Bukkems , dr. H.C.A.M. Hazendonk , prof. dr. J.G. van der Bom , dr. B.A.P. Laros-van Gorkom , dr. S. Schols , prof. dr. E.A.M. Beckers , dr. L. Nieuwenhuizen , dr. F.J.M. van der Meer , dr. P.F. Ypma , dr. E. Coppens , prof. dr. K. Fijnvandraat , prof. dr. R.E.G. Schutgens , dr. K. Meijer , prof. dr. F.W.G. Leebeek , prof. dr. R.A.A. Mathôt , dr. M.H. Cnossen , Deze studie is uitgevoerd als onderdeel van de OPTI-CLOT-studiegroep
Achtergrond: Perioperatief doseren van factor VIII (FVIII)-concentraat is een uitdaging bij hemofilie Apatiënten. Om het bloedingsrisico en behandelkosten te minimaliseren, moet onder- en overdoseren zo veel mogelijk worden voorkomen. In deze studie veronderstelden we dat doseren op basis van de individuele farmacokinetiek (PK) van een patiënt in plaats van de standaard doseringswijze op basis van lichaamsgewicht, FVIII-concentraatverbruik vermindert én leidt tot meer FVIII-spiegels binnen de streefwaarden. Het doel van de OPTI-CLOT-studie was dan ook om PK-gestuurd doseren te vergelijken met de standaardbehandeling gedurende de perioperatieve periode bij hemofilie A-patiënten. Methode: In deze multicenter, open-label, gerandomiseerde, gecontroleerde studie werden patiënten gerandomiseerd naar de PK-gestuurde of standaardbehandelgroep in een 1:1-ratio, waarbij werd gestratificeerd voor de wijze van FVIII-toediening (bolus versus continu) en de complexi-teit van de operatieve of tandheelkundige ingreep. Het primaire eindpunt was FVIII-concentraatverbruik. Secundaire eindpunten waren de behaalde FVIII-streefwaarden, aantal bloedingen en ziekenhuisopnameduur. Resultaten: Zesenzestig patiënten met (matig) ernstige hemofilie A werden geïncludeerd. De perioperatieve FVIII-concentraatconsumptie was gelijk in de PK-gestuurde groep (gemiddelde: 365 ± 202 IU/kg) in vergelijking met de standaardbehandelgroep (gemiddelde: 379 ± 202 IU/kg; p=0,90). PK-gestuurd doseren resulteerde in FVIII-spiegels respectievelijk 12% onder, 69% binnen en 19% boven de streefwaarden, terwijl dit 15%, 37% en 48% was in de standaardbehandelgroep (p<0,001). Er was geen verschil ten aanzien van aantal bloedingen of ziekenhuisopnameduur in beide behandelgroepen. Conclusie: Deze eerste gerandomiseerde, gecontroleerde studie demonstreert dat perioperatief PK-gestuurd doseren leidt tot gelijk perioperatief FVIII-concentraatverbruik met betere borging van FVIII-spiegels binnen de streefwaarden.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2022;19:379–88)
Lees verderNTVH - jaargang 19, nummer 7, oktober 2022
dr. A. van Vuren , dr. J.L.H. Kerkhoffs , dr. S. Schols , dr. A. Rijneveld , dr. E. Nur , D. Peereboom , prof. dr. Y. Gandon , dr. P. Welsing , dr. R. van Wijk , prof. dr. R. Schutgens , prof. dr. W. van Solinge , prof. dr. J. Marx , prof. dr. T. Leiner , prof. dr. B. Biemond , dr. E. van Beers
IJzerstapeling is een ernstige complicatie van erfelijke bloedarmoedes. Behandeling met ijzerchelatoren wordt bemoeilijkt door bijwerkingen, hoge kosten en beperkte beschikbaarheid in juist de landen met een hoge prevalentie van erfelijke bloedarmoedes. In deze fase III gerandomiseerde placebogecontroleerde studie ontvingen volwassen patiënten met niet-transfusie-afhankelijke erfelijke bloedarmoedes met milde tot matige ijzerstapeling esomeprazol en placebo gedurende 12 maanden in een ‘cross-over design’. Het primaire eindpunt was verandering van het leverijzergehalte vastgelegd met MRI. In totaal werden 30 deelnemers geïncludeerd in de studie. Behandeling met esomeprazol resulteerde in een statistisch significante vermindering van het leverijzergehalte; de afname was 0,55 mg Fe/g dw groter dan na behandeling met placebo (95%-BI 0,05–1,06; p=0,03). Het mediane leverijzergehalte bij aanvang van esomeprazol was 4,99 versus 4,49 mg Fe/g dw bij aanvang van placebo. Het gemiddelde delta leverijzergehalte na behandeling met esomeprazol was -0,57 (SD 1,20) versus -0,11 mg Fe/g dw (SD 0,75) na behandeling met placebo. Behandeling met esomeprazol werd goed verdragen, de gemelde bijwerkingen waren mild en geen van de patiënten trok zich terug uit de studie vanwege bijwerkingen. Samengevat resulteerde esomeprazol in een significante verlaging van het leverijzergehalte in vergelijk met placebo bij een heterogene groep patiënten met niet-transfusie-afhankelijke erfelijke bloedarmoedes. Vanuit een internationaal perspectief kan dit resultaat belangrijke implicaties hebben, gezien het feit dat protonpompremmers vaak de enige realistische therapie zijn voor veel patiënten die geen toegang hebben tot ijzerchelatoren.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2022;19:325–33)
Lees verder