NTVH - 2022, nummer 1, january 2022
drs. A.J.W. van Tilborgh-de Jong , dr. J.C. Wiersum-Osselton , dr. A.W.M.M. Koopman-van Gemert , dr. J. Slomp , dr. M.R. Schipperus
Een transfusiereactie kan ernstige, zelfs fatale gevolgen hebben voor patiënten. Het is van groot belang om transfusiereacties te vermijden of milder te doen verlopen. Analyseren van bijwerkingen van transfusie in het kader van hemovigilantie is een kernactiviteit van bureau TRIP (Transfusie- en Transplantatiereacties in Patiënten). Dit geeft inzicht in aard en oorzaak van deze reacties en biedt handvatten voor inzetten van gericht preventief beleid. TRIP-analyses tonen aan dat volume-overbelasting, ‘transfusion-associated circulatory overload’, kortweg TACO, een belangrijke oorzaak is voor transfusiegerelateerde morbiditeit en de reactie is die gepaard gaat met de meeste mortaliteit bij ontvangers van bloedproducten. Uit literatuur is er kennis over risicofactoren voor TACO. Het wordt aannemelijk geacht dat preventief beleid bij patiënten met een verhoogd risico hierop bijdraagt aan het verbeteren van de patiëntuitkomst. TRIP heeft de afgelopen jaren actief beleid gevoerd om TACO beter te omschrijven en meer bekendheid te geven. Onder andere door bespreking en aanbevelingen in de jaarlijkse rapporten. Door TRIP is een zakkaartje (TACO-tool) ontwikkeld als hulpmiddel voor pretransfusiebeoordeling op risico voor TACO. Het jaarlijks aantal TACO-meldingen per 1.000 toegediende bloedproducten is gaandeweg flink gestegen. Dit zou te maken kunnen hebben met betere bekendheid van TACO door hemovigilantie-activiteiten binnen ziekenhuizen. In een TRIP-enquête ( december 2020) gaven 25/57 instellingen (44% van de respondenten, 30% van totaal aantal meldende instellingen) aan in de periode 2017 t/m 2019 op één of andere wijze gebruik te hebben gemaakt van het zakkaartje om de aandacht te vestigen op TACO. Deze 25 ziekenhuizen hebben in 2017 t/m 2019 55% van het totaal aantal TACO-meldingen aan TRIP gedaan tegen 43% in 2014 t/m 2016. Dit wijst op toegenomen bewustwording voor TACO binnen deze instellingen. Het is aannemelijk dat dit uiteindelijk een positief effect heeft op de patiëntuitkomst door herkennen en behandelen van TACO in een vroeg stadium en eventueel gericht inzetten van preventieve maatregelen bij patiënten met verhoogd risico.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2022;19:24-33)
Lees verderNTVH - 2021, nummer 8, november 2021
drs. E. Mooiweer , drs. J.T.T. Scholte , M.C.E. Schoordijk , dr. D.J. Bruinvels , dr. G.L. van Sluis , dr. O. Visser
Aan de hand van casuïstiek en een literatuuroverzicht bespreken wij werkhervatting bij de hematologische patiënt na stamceltransplantatie (SCT). Bij deze populatie spelen na SCT persisterende psychosociale, somatische en ziektefactoren een grote rol bij de kans op werkhervatting. Desondanks gaat een grote groep patiënten terug aan het werk. Belangrijke factoren geassocieerd met minder kans op werkhervatting zijn myeloablatieve conditionering met ‘total body irradiation’, arbeidsongeschiktheid en niet fulltime werken voor het behandelingstraject. Bewustwording en kennis bij de zorgprofessional kan zorgen voor handvatten en eventueel het proces van werkhervatting faciliteren, ook in de praktijk leidend tot hogere percentages van werkhervatting.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:359–63)
Lees verderNTVH - 2021, nummer 7, october 2021
drs. C. Bennink , dr. M. van der Klift , drs. H. Scheurer , prof. dr. P. Sonneveld , dr. S. Duijts
De introductie van nieuwe behandelingen bij multipel myeloom (MM) heeft geleid tot een sterk verbeterde overleving. Hierdoor wordt werkhervatting voor MM-patiënten steeds vaker relevant. Zowel zorgverleners als experts op het gebied van arbeidsre-integratie (samen experts genoemd) ervaren echter knelpunten bij de begeleiding van werkhervatting van MM-patiënten. Het doel van deze studie was om ervaringen en perspectieven in kaart te brengen van zowel patiënten als experts met betrekking tot werkhervatting bij MM. Daartoe werden interviews uitgevoerd bij negen patiënten en 15 experts. Deze interviews brachten vier thema’s naar voren: 1) kenmerken van ziekte en behandeling hebben effect op werkhervatting, 2) het belang van een stapsgewijs re-integratieproces, 3) het belang van werk wordt verschillend ervaren door patiënten en experts, en 4) het gebrek aan deskundige begeleiding bij werkhervatting. Hoewel de ernst van de ziekte en de bijwerkingen van behandeling werkhervatting kunnen beperken, hechten de meeste patiënten veel waarde aan terugkeer naar werk. Zowel MM-patiënten als experts benadrukken het belang van eerdere en gespecialiseerde begeleiding bij werkhervatting (bij voorkeur al beginnend in het ziekenhuis), met name voor MM-patiënten met fysiek belastend werk.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:304-13)
Lees verderNTVH - 2021, nummer 7, october 2021
dr. P.L. den Exter , prof. dr. H.J.C. Eikenboom
De ziekte van Von Willebrand vormt de meest voorkomende erfelijke bloedingsziekte en kenmerkt zich door voornamelijk slijmvliesbloedingen en bloedingen na ingrepen. Het vaststellen van de diagnose kent verschillende uitdagingen, waaronder een grote variëteit in bloedingsneiging en Von-Willebrand-factor-plasmawaarden en de noodzaak tot het verrichten van een niet altijd eenduidige subtypering. In dit overzichtsartikel wordt ingegaan op ontwikkelingen in de diagnostische methoden van de ziekte van Von Willebrand en op welke aspecten genotypering deze diagnostiek kan ondersteunen.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:314-21)
Lees verderNTVH - 2021, nummer 6, september 2021
dr. K.C.J. van Doorn-Wink , B.D.P. Ta MSc, dr. W.J. Plattel , drs. A.G.H. Niezink
Sinds kort is het in Nederland mogelijk om patiënten met een mediastinaal (non-)hodgkinlymfoom te bestralen met protonen. De gunstige fysische eigenschappen van protonen ten opzichte van de standaard fotonentherapie maken het mogelijk om omliggende gezonde weefsels beter te sparen, waardoor de kans op radiatieschade en -toxiciteit lager wordt. Op de lange termijn betreft dit met name cardiale toxiciteit zoals een coronaire hartziekte, hartfalen of kleplijden en secundaire tumorinductie. Patiënten kunnen vanuit iedere radiotherapie-instelling in Nederland worden verwezen voor bestraling met protonen in één van drie Nederlandse protonentherapiecentra. Selectie voor protonentherapie vindt plaats op basis van een planvergelijking tussen protonen en fotonen, waarbij de berekende dosisreductie in risico-organen zodanig moet zijn dat er een klinisch relevante afname van langetermijncomplicaties kan worden verwacht.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:252-8)
Lees verderNTVH - 2021, nummer 6, september 2021
dr. J.L.H. Kerkhoffs , dr. T. Netelenbos
Transfusies vormen een belangrijke pijler bij de behandeling van sikkelcelziekte (SCZ). Dit artikel beoogt een overzicht te geven van de indicaties van wisseltransfusies, voor- en nadelen te beschrijven met name ten opzichte van ‘top up’-transfusies met in het kort mogelijk onderliggende mechanismen. Transfusies zijn effectief in de preventie van cerebrovasculaire gebeurtenissen, verbeteren mogelijk de uitkomsten van zwangerschap en lijken ook perioperatieve SCZ-complicaties te verminderen. Voorts komt uit vrijwel alle studies dat er in de getransfundeerde groep een significante vermindering is van vaso-occlusieve crises en ‘acute chest’-syndroom ten koste van ijzerstapeling als gevolg van chronische ‘top up’-transfusies. Ten opzichte van ‘top up’-transfusies geven wisseltransfusies minder ijzerstapeling, lijken ze effectiever bij de preventie van een recidief CVA en zijn ze geassocieerd met minder allo-immunisatie. Het toekomstige registreren van diverse behandelingsmodaliteiten als ook sikkelcelcomplicaties door het ‘Sickle Cell Outcome Research’ (SCORE)-initiatief zal bijdragen aan de plaatsbepaling van wisseltransfusies bij de behandeling van SCZ.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:259-65)
Lees verderNTVH - 2021, nummer 6, september 2021
I. De Simone , dr. C.I. Jones , prof. dr. H. ten Cate , dr. P.E.J. van der Meijden
Bloedplaatjes hebben een cruciale rol in de hemostase, doordat ze binden aan collageen en zo bloeding stelpen. Ongewenste plaatjesactivatie kan echter leiden tot arteriële trombose, hartinfarcten en beroertes. Daarom worden plaatjesremmers toegediend aan patiënten, maar het probleem met de huidige antiplaatjesmedicatie is dat ze als neveneffect bloeding veroorzaken, terwijl er een risico blijft bestaan op een recidief trombose. Er is dus een klinische behoefte aan verbetering van de huidige plaatjestherapie. Een ideaal doelwit voor nieuwe plaatjesremmers is de glycoproteïne VI (GPVI)-plaatjesreceptor, omdat deze receptor wel betrokken is bij de collageen-geïnduceerde pathogenese van trombose, maar slechts een minimale rol heeft in de hemostase. In dit overzichtsartikel worden liganden, fysiologische en pathologische functies van GPVI besproken, gevolgd door de verschillende mogelijkheden om GPVI al dan niet direct te remmen.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:266-71)
Lees verder