NTVH - 2021, nummer 6, september 2021
dr. T.T.P. Seijkens , dr. M. Themeli , prof. dr. S. Zweegman , dr. N.W.C.J. van de Donk , prof. dr. M.J. Kersten , dr. I.S. Nijhof
CAR-T-celtherapie is een innovatieve cellulaire immuuntherapie voor het multipel myeloom (MM). Klinische studies met CAR-T-cellen gericht tegen het B-cel-maturatieantigeen (BCMA), waaronder de KarMMa- en CARTITUDE-studies, tonen positieve resultaten bij patiënten met een uitgebreid voorbehandeld MM. Op basis van deze veelbelovende gegevens is zeer recent goedkeuring van de ‘Food and Drug Administration’ (FDA) verkregen voor toepassing van het CAR-T-celproduct ide-cel in de behandeling van een refractair of recidief MM. Ide-cel is daarmee de eerste geregistreerde CAR-T-celtherapie voor MM. In dit artikel bespreken we naast de resultaten van de verst gevorderde anti-BCMA-CAR-T-celstudies ook de belangrijkste bijwerkingen van deze behandeling, waaronder hematologische toxiciteit, het ‘cytokine release syndroom’ en neurotoxiciteit. Tevens bespreken we factoren die de toepasbaarheid van CAR-T-cellen in de behandeling van MM vooralsnog limiteren en exploreren we strategieën om de effectiviteit van CAR-T-celtherapie verder te verbeteren. Ten slotte blikken we vooruit op aankomende studies om de plaats van CAR-T-celtherapie in het therapeutisch arsenaal voor MM verder te bepalen.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:272-80)
Lees verderNTVH - 2021, nummer Special, july 2021
Drs. H.I.L. Masquillier , Dr. H.A.M. Kooistra , dr. S. Kersting , prof. dr. N.M.A. Blijlevens , dr. K. Meijer
Inleiding: SARS-CoV-2, veroorzaker van COVID-19, heeft intussen (24 maart 2021) wereldwijd al meer dan 2,7 miljoen doden veroorzaakt. Het hebben van een hematologische maligniteit geeft een verhoogd risico op overlijden door COVID-19. In deze systematische review gaan we na of ook specifieke immuunsuppressieve behandelingen het risico op overlijden door COVID-19 beïnvloeden. Methoden: We zochten op PubMed (op 3 januari 2021) naar studies die specifiek rapporteerden over de uitkomst van patiënten met COVID-19 tijdens immuunsuppressieve behandeling voor een hematologische maligniteit. Resultaten: In totaal zijn 13 artikelen geïncludeerd. De mortaliteit bij hematologiepatiënten met COVID-19 is ongeveer 30%. De meeste studies beschrijven alleen opgenomen patiënten. Er zijn geen studies die aantonen dat een bepaalde immuunsuppressieve behandeling geassocieerd is met een hoger risico op overlijden door COVID-19. Refractaire ziekte of recidief lijkt wel geassocieerd te zijn met een hogere COVID-19-gerelateerde mortaliteit. Conclusie: Hoewel patiënten met een hematologische maligniteit een hoger risico hebben op overlijden door COVID-19, lijkt (eerder gegeven) therapie deze mortaliteit niet te beïnvloeden. Er is geen medische reden om de behandeling van een hematologische maligniteit uit te stellen vanwege de COVID-19-pandemie.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:198-205)
Lees verderNTVH - 2021, nummer Special, july 2021
Drs. S. Kennes , dr. P.G.N.J. Mutsaers
De oorzaken van (hyper)eosinofilie en het hypereosinofiel syndroom (HES) zijn zeer uiteenlopend en de symptomen kunnen variëren tussen mild en levensbedreigend. De huidige criteria en classificatie zijn niet eenduidig, maar met behulp van de toegenomen kennis van onderliggende moleculaire en cytogenetische afwijkingen lukt het in de meeste gevallen een diagnose te stellen en een gerichte behandeling in te stellen. Naast het stellen van de diagnose moet tevens de aanwezigheid van orgaanschade in kaart worden gebracht, waarbij het hart speciale aandacht verdient, aangezien cardiale schade de belangrijkste doodsoorzaak is. Gerichte behandeling dient, naast reductie in aantal eosinofiele granulocyten, ook ter behandeling en voorkoming van orgaanschade en geadviseerd wordt om tijdig te starten met steroïdsparende therapie. In sporadische gevallen van HES zonder etiologie kan, bij afwezigheid van orgaanschade, soms een afwachtend beleid worden gevoerd mits er frequente en doelgerichte opvolging wordt verricht. Voor refractaire HES is anti-IL-5-therapie veilig en effectief.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:206-15)
Lees verderNTVH - 2021, nummer 4, june 2021
dr. V.H.J. van der Velden , dr. I.S. Nijhof , dr. A.C. Bloem
Door de komst en implementatie van nieuwe behandelingen is het percentage patiënten met een multipel myeloom dat een diepe respons bereikt fors toegenomen. Het meten van de respons door het detecteren van minimale restziekte (MRD) blijkt een sterke prognostische factor. In dit artikel zal de flowcytometrische analyse van MRD bij patiënten met multipel myeloom worden besproken, met aandacht voor de laboratoriumaspecten en de klinische toepasbaarheid.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:145-52)
Lees verderNTVH - 2021, nummer 4, june 2021
drs. E.A. de Kort , R.J.H.M. Verheggen MSc, dr. R.J.M. Brüggemann , prof. dr. N.M.A. Blijlevens
Een toenemend aantal patiënten met een hematologische maligniteit wordt behandeld met nieuwe oncolytica zoals ‘targeted’ en/of immuun-cellulaire therapie. In deze groep patiënten worden invasieve schimmelinfecties steeds vaker gerapporteerd. In dit artikel bespreken we aan de hand van recente literatuur de effecten die deze behandelingen hebben op de immuniteit, het voorkomen van invasieve schimmelinfecties bij deze patiënten en de rol van primaire antifungale profylaxe tijdens therapie.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:153-61)
Lees verderNTVH - 2021, nummer 3, april 2021
ing. A.J. Scholten , drs. H. Shirango , R. Wolf , dr. J.B. de Kok
Bij patiënten met een vergrote lymfeklier wordt veelal een cytologische punctie uitgevoerd om een reactief beeld te onderscheiden van een mogelijke aanwezigheid van (hematologische) maligniteit. In deze studie hebben we geanalyseerd in hoeverre immuunfenotypering door middel van multicolor flowcytometrie aan de cytologische beoordeling kan bijdragen. De uitslagen van de morfologie en immuunfenotypering van puncties zijn hiertoe afzonderlijk vergeleken met de uiteindelijke histologische diagnose na klierverwijdering. Dit onderzoek werd uitgevoerd op 302 lymfeklierpuncties. Bij 118 puncties was er een verdenking op hematologische maligniteit ofwel bij de morfologische beoordeling ofwel door flowcytometrie. In 24 van deze puncties was morfologisch sprake van een reactief beeld, terwijl flowcytometrie een aanwijzing liet zien voor een maligne kloon. In 21 van deze 24 daarna verwijderde klieren werd de aanwezigheid van een hematologische maligniteit bevestigd door middel van immuunhistologie. Deze bevindingen laten een aanzienlijke toegevoegde waarde zien van flowcytometrie op de morfologische beoordeling van een cytologische punctie bij de besluitvorming of een klier reactief is (geen extirpatie) of maligne (histologische bevestiging op totale klier).
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:104-9)
Lees verderNTVH - 2021, nummer 3, april 2021
drs. E.G.G.M. Rutten , A.V. de Jonge , dr. K.H. Lam , dr. A. Diepstra , dr. K. Hebeda , dr. R.E. Kibbelaar , prof. dr. L. Koens , dr. M. van den Brand , dr. P.M. Jansen , ing. N.J. Hijmering , ing. P. Stathi , dr. S. van der Velde , dr. M.S. Kartachova , drs. W.H.F. Huijgen , drs. L.H. Böhmer , prof. dr. M.J. Kersten , dr. P.J. Lugtenburg , dr. M. Nijland , dr. J.S. Vermaat , dr. M.E.D. Chamuleau , prof. dr. D. de Jong
Weefselonderzoek is vrijwel altijd noodzakelijk voor de diagnostiek en classificatie van maligne lymfomen. Hiervoor zijn verschillende verkrijgingstechnieken beschikbaar: cytologisch punctieonderzoek, dikkenaaldbiopten (DNB), incisiebiopten en gehele lymfeklierexcisies. Hoewel nationale en internationale richtlijnen de laatste twee methoden adviseren, is er veel discussie of dikkenaaldbiopten geschikt zijn voor lymfoomdiagnostiek. In dit ‘position paper’ bespreken we in hoeverre diagnostiek op basis van een DNB voldoende is voor de huidige en toekomstige eisen, wat de consequenties zijn voor wetenschappelijk onderzoek (aan de hand van de HOVON 900-registratiedatabase als voorbeeld) en welke verbeteringen mogelijk zijn.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:110-17)
Lees verder