NTVH - jaargang 18, nummer 1, maart 2023
No authors
Tijdens het ASH 2022-congres kwamen tal van presentaties over nieuwe behandelingen van lymfomen voorbij. Zo presenteerde prof. dr. Peter Borchmann (University of Cologne, Keulen, Duitsland) de resultaten van een studie naar een met brentuximab vedotin aangepaste versie van het eBEACOPP-behandelregime bij Hodgkinlymfoom, wat leidde tot minder behandelingsgerelateerde morbiditeit.3 De resultaten van de fase II-ELARA-studie werden besproken door prof. dr. Martin Dreyling (LMU Klinikum, München, Duitsland).7 Na meer dan twee jaar follow-up bleek dat de toediening van tisagenlecleucel bij folliculair lymfoom een robuuste en duurzame respons oplevert. Prof. dr. Stephen Opat (Monash Health and Monash University, Clayton, Victoria, Australië) presenteerde daarnaast de definitieve resultaten van de MAGNOLIA-studie, waarin patiënten met marginale zone lymfoom behandeld werden met zanubrutinib.10 De werkzaamheid van axicabtagene ciloleucel werd door dr. Matthew Lunning (University of Nebraska Medical Center, Omaha, NE, Verenigde Staten) in de praktijk vergeleken met immunochemotherapie bij een oudere patiëntenpopulatie met recidief/refractair grootcellig B-cellymfoom.14
Lees verderNTVH - jaargang 18, nummer 1, maart 2023
No authors
Tijdens ASH 2022 zijn meerdere updates gegeven met betrekking tot de behandeling van benigne hematologische aandoeningen. Zo werden de langetermijn resultaten van de CADENZA-studie gepresenteerd door prof. dr. Alexander Röth (University Hospital Essen, Duitsland).5 Daarnaast besprak prof. dr. Steven Pipe (University of Michigan, Ann Arbor, MI, Verenigde Staten) een interim-analyse van de HAVEN 7-studie, waaruit bleek dat emicizumab werkzaam en verdraagzaam is bij de behandeling van zuigelingen met hemofilie A.9 De 24-weekse follow-upgegevens van de APPLY-PNH-studie, waarbij paroxismale nachtelijke hemoglobinurie werd behandeld met iptacopan, werden gepresenteerd door prof. dr. Regis Peffault De Latour (French Référence Center for Aplastic Anemia and Paroxysmal Nocturnal Hemoglobinuria, Parijs, Frankrijk).20 De resultaten van de ADVANCE-studie naar de behandeling van primaire immuun trombocytopenie met het humane IgG1 Fc-fragment efgartigimod kwamen aan bod tijdens een presentatie door dr. Catherine Broome (Georgetown University, Washington DC, Verenigde Staten).31 Prof. dr. Saskia Middeldorp (Radboud UMC, Nijmegen) presenteerde daarnaast de resultaten van een studie naar het gebruik van LMWH tijdens de zwangerschap bij vrouwen met erfelijke trombofilie, waaruit bleek dat deze behandeling geen positief effect heeft op de kans op de geboorte van een levend kind.33
Lees verderNTVH - 2022, nummer Hematologie Actueel, december 2022
dr. A.M. Dekker
Gentherapie lijkt het ultieme middel te zijn voor de behandeling van erfelijke stollingsziektes en hemofilie zou daarbij de ‘ideale’ kandidaat zijn.1 Het heeft echter jaren geduurd om de meest geschikte benadering te vinden om effectiviteit en veiligheid aan te tonen.2 Nu het zover is, is de eerste golf van gentherapieën voor hemofilie in aantocht. Optimale uitkomsten bij hemofiliepatiënten hangen onder meer af van een goede screening en monitoring van de leverfunctie voor en tijdens de gentherapie. Om levertoxiciteit te behandelen worden immuunmodulerende strategieën gebruikt, waarvoor echter specifiek bewijs ontbreekt .3 In dit artikel wordt ingegaan op de vraag wat op dit moment de beste manier is om hemofiliepatiënten te behandelen met gentherapieën en hoe uitdagingen rond gentherapie kunnen worden overwonnen.
Lees verderNTVH - 2022, nummer Hematologie Actueel, december 2022
dr. A.M. Dekker
Acute myeloïde leukemie (AML) is een heterogene ziekte die wordt gekenmerkt door maligne proliferatie van myeloïde hematopoëtische stam-/voorlopercellen. Vijftien jaar geleden werd de meest voorkomende genmutatie nucleofosmine-1 (NPM1) bij AML-patiënten ontdekt en inmiddels weten we dat 30-35% van AML-patiënten een NPM1 mutatie draagt.1 NPM1 is een multifunctioneel eiwit dat betrokken is bij diverse cellulaire functies waaronder ribosoomsynthese, genoomstabiliteit, cellulaire groei en respons op stress.3,4 Gemuteerde NPM1 resulteert in lokalisatie van NPM1 (NPM1c) in het cytoplasma. NPM1c reageert met andere eiwitten waardoor het myeloïde differentiatie blokkeert, proliferatie van tumorcellen bevordert en herstelmechanismen van DNA-schade blokkeert.5,6 NPM1-gemuteerde AML heeft een relatief gunstige prognose; de algehele overleving (‘overall survival’, OS) is ongeveer 40% en het percentage complete remissie (CR) is ca. 80%.7 Helaas ervaart bijna 50% van de patiënten uiteindelijk wel een recidief.8,9 Ook is de ziektevrije overleving (‘disease-free survival’, DFS) en OS bij oudere AML-patiënten met een NPM1-mutatie nog teleurstellend, mede door beperktere behandelopties en leeftijdsgerelateerde factoren.2 Over de beste behandeling van dit type AML bestaat nog onvoldoende consensus, zeker niet bij recidief NPM1-gemuteerde AML of bij oudere patiënten. In dit artikel worden de laatste ontwikkelingen op dit terrein beschreven op basis van een recent reviewartikel van Wang, et al.2
Lees verderNTVH - 2022, nummer Hematologie Actueel, december 2022
dr. M. Dooper
Sinds de komst van tyrosinekinaseremmers (‘tyrosine kinase inhibitors’, TKI’s) die aangrijpen op het fusie-eiwit BCR-ABL1, de drijvende kracht achter CML, is de prognose voor patiënten met CML sterk verbeterd. Echter, een deel van de patiënten zal na verloop van tijd geen baat meer hebben bij de behandeling. Overschakelen naar een andere TKI leidt dan meestal weer tot een respons, maar een deel van de patiënten zal na verloop van tijd ook falen op de tweedelijnsbehandeling. In dit artikel worden de mogelijke behandelopties na de tweede lijn beschreven.
Lees verderNTVH - 2022, nummer Hematologie Actueel, december 2022
dr. A.M. Dekker
Wereldwijd zijn er miljoenen mensen met sikkelcelziekte (‘sickle cell disease’, SCD). De hoogste prevalentie van SCD is in Afrika, mediterrane gebieden, Midden-Oosten en India. Door migratie stijgt de prevalentie ook in andere gebieden. SCD heeft met name in lage inkomenslanden een grote sociale impact met een hoge morbiditeit en mortaliteit.1,2 Symptomen van SCD zijn voor het eerst beschreven in 1670. Sindsdien is er in de loop der eeuwen steeds meer bekend geworden over deze autosomaal recessieve overerfelijke aandoening.2-4 SCD wordt veroorzaakt door een puntmutatie van glutaminezuur naar valine op de β-keten van het hemoglobine-molecuul leidend tot de abnormale sikkelvormige hemoglobine (HbS).3 Karakteristiek voor de ziekte is chronische hemolytische normocytaire anemie, vaso-occlusie, adhesie en vasoconstrictie wat tot pijnlijke crisissen en/of eindorgaanschade in de vorm van cerebrovasculaire ziekte, retinopathie, acute chest syndroom, ulcera en avasculaire necrose kan leiden.5 De hemostatische abnormaliteiten en het verhoogde risico op veneuze trombo-embolieën (VTE) bij SCD zijn reeds langer bekend. Alleen ontbreekt het aan overtuigend bewijs rondom de diagnose, preventie en behandeling van VTE bij SCD.6 De behandeling van VTE is bij deze populatie extra complex en brengt meer risico’s met zich mee.7 In dit artikel wordt een kort overzicht gegeven van VTE bij SCD en hetgeen tot nu toe bekend is over het gebruik van anticoagulantia voor deze indicatie.
Lees verderNTVH - 2022, nummer Hematologie Actueel, december 2022
dr. A.M. Dekker
Multipel myeloom (MM) is de op één na meest voorkomende hematologische maligniteit. Ondanks een verbeterde prognose door nieuwe behandelmogelijkheden, blijft het een ongeneeslijke ziekte en overlijdt een groot deel van de patiënten aan de ziekte (12.000 patiënten per jaar wereldwijd).1,2 Het start vaak als een asymptomatische precursor conditie: of als monoklonale gammopathie van ongedefinieerde significantie (‘monoclonal gammopathy of undetermined significance’, MGUS) of als sluimerend multipel myeloom, waarbij initiërende genetische abnormaliteiten, zoals hyperdiploïdie en translocaties in de immunoglobuline keten al aanwezig zijn. Per jaar evolueert een kleine fractie MGUS (1%) tot actief, symptomatisch MM.3 Een gedetailleerd diagnostisch onderzoek is nodig om te differentiëren tussen symptomatisch MM, waarvoor behandeling is vereist, en precursor statussen. Daarnaast is risicostratificatie met behulp van beide patiëntspecifieke en ziektespecifieke kenmerken belangrijk voor de prognose en bepaling van de beste behandelstrategie en zou hiermee een grote winst kunnen worden behaald.4 Dit artikel is gericht op de rol van circulerende tumorcellen als relatief nieuwe speler in het veld.
Lees verder