NTVH - 2013, nummer 6, september 2013
dr. M.W.H. Roeven , dr. J. Spanholtz , dr. H. Dolstra , dr. N.P.M. Schaap
Deze HOVON-‘associated’ studie is gericht op oudere patiënten met acute myeloïde leukemie die niet in aanmerking komen voor een allogene stamceltransplantatie. Patiënten in complete remissie na chemotherapie worden behandeld met uit navelstrengbloedstamcellen opgekweekte ‘natural killer’-cellen (NK-cellen). Pre-klinisch onderzoek doet vermoeden dat deze cellen een anti-leukemisch effect kunnen hebben. In deze fase I dosisescalatiestudie wordt de veiligheid van ex vivo gekweekte NK-cellen onderzocht. Tevens wordt gekeken naar de in-vivo-overleving, vermeerdering en het effect op residuale ziekte.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2013;10:233–5)
Lees verderNTVH - , nummer ,
drs. J.M.T. Hendriksen , prof. dr. R.E.G. Schutgens , dr. G.J. Geersing , dr. R. Oudega , prof. dr. K.G.M. Moons
Inleiding: Langdurige behandeling van patiënten met een doorgemaakte spontane veneuze trombose (VTE) met vitamine-K-antagonisten (VKA) voorkomt recidief trombose effectief. Dit dient echter te worden afgewogen tegen een toename in het aantal bloedingen. Er is beperkt bewijs en dus praktijkvariatie betreffende de optimale behandelduur met VKA voor verschillende categorieën van VTE-patiënten. Recente onderzoeken suggereren sturing van de behandelduur door verschillende patiëntkenmerken en D-dimeerbepalingen te combineren in een predictiemodel. Een onderzoek naar de effectiviteit en veiligheid van een dergelijke gestuurde behandeling op basis van een predictiemodel is nog nooit uitgevoerd.
Doel: Het kwantificeren van de effectiviteit en veiligheid van sturing van de behandelduur met VKA bij gebruik van een formeel predictiemodel berustend op patiëntkenmerken en (herhaalde) D-dimeerbepalingen bij VTE-patiënten, vergeleken met een behandelduur op basis van inzicht van de arts (gebruikelijke zorg).
Patiënten en methoden: Opeenvolgende patiënten met een eerste spontane VTE (diepe veneuze trombose (DVT) of longembolie), behandeld met VKA bij de Trombosedienst, worden gerandomiseerd naar ‘gebruikelijke zorg’ of de interventie: een behandelduur op basis van het gebruik van het Vienna-predictiemodel bestaande uit geslacht, VTE-locatie en een D-dimeerbepaling. Indien het predictiemodel een laag risico op recidief VTE afgeeft (<5% recidief in het eerste jaar) wordt in totaal 6 maanden behandeld. Bij een hoog recidiefrisico (≥5% in eerste jaar) wordt de VKA-behandeling voortgezet voor een aanvullende periode van 24 maanden. Alle patiënten ondergaan tweemaal een bloedafname voor D-dimeerbepaling (op het moment van interventie en 28 dagen na het staken van antistolling). Veneus plasma wordt opgeslagen voor aanvullend onderzoek na afloop van het onderzoek. Het primaire eindpunt van het VISTA-onderzoek is een symptomatisch recidief VTE (proximale DVT, (niet-)fatale longembolie) gedurende de follow-up van 24 maanden. Tot de secundaire eindpunten behoren ernstige bloedingen, kwaliteit van leven en kosteneffectiviteit. Er wordt gestreefd naar de inclusie van 750 patiënten in beide groepen van het VISTA-onderzoek.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2013;10:150-5)
Lees verderNTVH - 2013, nummer 3, april 2013
dr. I.S. Nijhof , prof. dr. S. Zweegman , dr. A. Beeker , dr. A.C. Bloem , prof. dr. G.M.J. Bos , dr. L.M. Faber , B. van Kessel , dr. S.K. Klein , dr. H.R. Koene , dr. E.J.F.M. de Kruijf , dr. M.D. Levin , dr. T. Mutis , dr. E. van der Spek , dr. S. Wittebol , prof. dr. P. Sonneveld , prof. dr. H.M. Lokhorst , dr. N.W.C.J. van de Donk
Hoewel de overleving van patiënten met een multipel myeloom (MM) de laatste jaren aanzienlijk is verbeterd, ontwikkelt toch de overgrote meerderheid van de patiënten na verloop van tijd een recidief. Op dit moment ontbreekt een standaardbehandeling van lenalidomide- en bortezomib-refractaire patiënten. Een retrospectieve studie bij 14 lenalidomide-refractaire patiënten, die op 1 na (93%) ook allemaal bortezomib hebben gehad, liet veelbelovende resultaten zien van lenalidomide gecombineerd met continu laag gedoseerd cyclofosfamide en prednison (REP). Hieruit is de REPEAT-studie voortgekomen, een fase I/II-studie bij myeloompatiënten met een lenalidomide-refractair recidief. In het fase I-gedeelte wordt de haalbaarheid van het REP-schema op 5 dosisniveaus bestudeerd. Op basis van toxiciteit wordt het optimale dosisniveau voor deze middelen bepaald. Vervolgens wordt een fase II-onderzoek uitgevoerd, waarin de vastgestelde dosiscombinatie uit fase I wordt beoordeeld op effectiviteit en toxiciteit.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2013;10:109–13)
Lees verderNTVH - 2012, nummer 8, december 2012
dr. A.W. Rijneveld , prof. dr. J.J. Cornelissen
Indien na behandeling van een acute lymfatische leukemie (ALL) er nog minimale restziekte aantoonbaar is, is dit vaak geassocieerd met een slechte overleving. Patiënten met een recidief ALL hebben een nog slechtere prognose. Blinatumomab is een bispecifiek antilichaam dat B- en T-cellen met elkaar linkt, wat resulteert in een T-celactivatie en een cytotoxische respons gericht tegen CD19-positieve leukemiecellen. Patiënten met een recidief B-ALL die een re-inductiebehandeling hebben gehad en een complete hematologische remissie hebben bereikt, maar waar nog minimale restziekte aantoonbaar is door middel van moleculaire analyse, kunnen worden geïncludeerd in de BLAST-trial. Zij worden dan behandeld met blinatumomab. Indien zij in aanmerking komen voor allogene stamceltransplantatie kunnen zij na 1 tot 4 cycli hiermee doorgaan. Als zij niet in aanmerking komen voor allogene stamceltransplantatie worden in het totaal 4 cycli gegeven. Indien u een geschikte patiënt heeft, neem dan voor start van de behandeling van de recidief B-ALL contact op met Jan Cornelissen of Anita Rijneveld in het Erasmus MC, Rotterdam.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2012;9:339–42)
Lees verderNTVH - 2012, nummer 6, september 2012
dr. P.L. den Exter , dr. H.V. Huisman
Inleiding: Verschillende onderzoeken naar thuisbehandeling van longembolie suggereren dat dit veilig en effectief is bij een groep patiënten met laag risico op complicaties. Er is echter veel discussie over de manier waarop die risicostratificatie moet worden uitgevoerd. In de afgelopen jaren zijn verschillende manieren van risicostratificatie gepresenteerd. De prospectieve gegevens over bij welke benadering de meeste patiënten veilig thuis kunnen worden behandeld in het geval van longembolie ontbreken echter.
Doel: Aantonen dat risicostratificatie voor thuisbehandeling van longembolie even veilig is met de Hestia-regel alleen ten opzichte van de Hestia-regel aangevuld met NT-proBNP-bepaling.
Patiënten en methoden: In de Vesta-studie wordt gerandomiseerd tussen de Hestia-beslisregel met of zonder NT-proBNP-bepaling. Patiënten met acute longembolie ouder dan 18 jaar, die geschikt zijn voor thuisbehandeling met laagmoleculairgewichtheparine zullen worden gerandomiseerd. De patiënten die volgens de Hestia-regel niet geschikt zijn voor thuisbehandeling, worden opgenomen in het ziekenhuis. Aan hen zal toestemming worden gevraagd voor opslag van veneus bloed. De patiënten die volgens de Hestia-regel geschikt zijn voor thuisbehandeling worden gerandomiseerd tussen wel (groep A) of geen (groep B) acute bepaling van NT-proBNP. In groep A worden de patiënten met een hoog NT-proBNP behandeld in het ziekenhuis, terwijl patiënten met een laag NT-proBNP thuis worden behandeld. In groep B wordt iedereen thuis behandeld. Het primaire eindpunt is het verschil tussen de groepen in 30 dagen ‘adverse outcome’, waaronder intensivecare-opnames en aan longembolie en bloeding gerelateerde mortaliteit. Recidief veneuze trombo-embolie, grote bloedingen en mortaliteit door alle oorzaken vormen een secundaire uitkomstmaat. Om aan te tonen dat de Hestia-regel alleen non-inferieur is aan de Hestiaregel plus een NT-proBNP-bepaling, zijn 530 patiënten nodig.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2012;9:246–8)
Lees verderNTVH - 2012, nummer 5, july 2012
prof. dr. A.P. Kater , dr. M.E.D. Chamuleau , dr. W.E.F.M. Posthuma , dr. M.R. Schipperus , M. Spiering , prof. dr. M.H.J. van Oers
Voor oudere (≥65 jaar) en kwetsbare onbehandelde patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL) en behandelindicatie is sinds jaren monotherapie chloorambucil de behandeling van keuze. Dit in tegenstelling tot jongere en fitte patiënten bij wie de behandelmogelijkheden de laatste jaren sterk zijn veranderd, met als gevolg langdurige progressievrije overleving en mogelijk verbeterde totale overleving. Meerdere studies hebben echter aangetoond dat deze behandelregimes, bestaande uit combinatie-immuunchemotherapie, bij oudere en kwetsbare patiënten tot sterk verhoogde toxiciteit leidt. Ondanks duidelijke voordelen van chloorambucil voor deze patiëntengroep is het als monotherapie niet zeer effectief. Hoewel combinatietherapie met rituximab een verbetering op de totale respons laat zien, zijn complete remissies zeer zeldzaam, wat resulteert in een progressievrije overleving van minder dan 2 jaar. Voor de grote groep oudere en kwetsbare CLL-patiënten is duidelijke verbetering van behandelmogelijkheden nodig. In de HOVON 109-studie wordt een combinatie van chloorambucil, rituximab en lenalidomide getest met als hypothese dat deze combinatie van 3 middelen een verdere verbetering van de respons induceert met als gevolg een verlengde progressievrije overleving.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2012;9:197–201)
Lees verderNTVH - 2012, nummer 2, march 2012
prof. dr. M.J. Kersten , dr. J.K. Doorduijn , prof. dr. D. de Jong , dr. J.M. Zijlstra , drs. W. Ghidey , M. Spiering , M. Steijaert , I. Meulendijks , prof. dr. A. Hagenbeek
Hoewel de overleving van patiënten met folliculair lymfoom de laatste jaren aanzienlijk is verbeterd, zijn er tot op heden geen curatieve mogelijkheden. De standaardbehandeling in de eerste lijn bestaat uit immuunchemotherapie, in Nederland meestal rituximab (R) in combinatie met CVP (cyclofosfamide, vincristine, prednison). Een standaard tweedelijnsbehandeling ontbreekt. Recent zijn in Duitsland 2 grote gerandomiseerde studies gedaan, waarbij in de eerste lijn R-bendamustine superieur bleek aan R-CHOP, en in de tweede lijn R-bendamustine superieur aan R-fludarabine. Daarnaast zijn veelbelovende resultaten bekend geworden van behandeling met rituximab in combinatie met het immuunmodulatoire middel lenalidomide. De HOVON110-ReBeL-studie is een fase I/II-studie. In het fase I-gedeelte wordt de haalbaarheid van de combinatie rituximab, bendamustine en lenalidomide op 4 dosisniveaus bestudeerd bij patiënten met recidief folliculair lymfoom. Op basis van toxiciteit wordt het optimale dosisniveau voor deze middelen bepaald. Vervolgens wordt een gerandomiseerd fase II-onderzoek uitgevoerd met in de ene groep rituximab en lenalidomide, en in de andere groep rituximab, bendamustine en lenalidomide. Beide (experimentele) groepen worden vervolgens ieder afzonderlijk beoordeeld op effectiviteit en toxiciteit, op basis waarvan de meest veelbelovende groep zal worden geselecteerd voor een hierop volgende fase III-studie.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2012;9:71–5)
Lees verder