Met behulp van het grote prospectieve EUMDS-register lieten de onderzoekers zien dat behandeling met erytropoëse-stimulerende middelen bij begin van anemie, maar voorafgaand aan bloedtransfusies, gepaard gaat met een significant overlevingsvoordeel bij lager risico myelodysplastisch syndroom. Bovendien geldt dit ook voor kwaliteit van leven, welke ernstig afneemt bij afhankelijkheid van rodebloedceltransfusies.
Het EUMDS-register ging van start in 2008 als een prospectieve, longitudinale, non-interventie-studie, waarbij nieuw gediagnosticeerde patiënten met IPSS laag of intermediair-1 myelodysplastisch syndroom (MDS) uit 16 Europese landen en Israël werden geïncludeerd. Het was nog niet duidelijk of erytropoëse-stimulerende middelen (‘erythropoietin stimulating agents’, ESA) gestart moeten worden voor of na de noodzaak van transfusie. Om die reden werd een analyse gedaan naar hoe behandeling met of zonder ESA en/of rodebloedceltransfusies (RBCT) impact heeft op de algehele overleving (‘overall survival’, OS) en kwaliteit van leven (QoL).
Patiëntgegevens werden elke 6 maanden bij een consult elektronisch vastgelegd. Deze gegevens bevatten informatie over behandeling, transfusies, bloedwaarden en gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven (HRQoL) met behulp van de EQ-5D 3-waarden index en een visueel-analoge schaal. Patiënten kwamen in aanmerking voor inclusie als zij lager risico MDS hadden, een hemoglobinewaarde van <10 g/dl en zij voor juli 2019 waren gediagnosticeerd. Om mogelijke bias te voorkomen werd gebruik gemaakt van ‘propensity score matching’, zodat de patiënten die wel of geen ESA hadden gehad dezelfde kenmerken hadden. Alleen patiënten met vergelijkbare propensity-scores werden geïncludeerd om de effecten van ESA-behandeling te analyseren. Algehele overleving werd geschat vanaf het eerste consult, waarbij een hemoglobinewaarde <10 mg/dl werd gemeten.
Patiënten werden verdeeld over 4 groepen bij elk klinisch consult, afhankelijk van de behandeling die zij kregen in de periode sinds hun laatste consult: geen ESA of RBCT, alleen ESA, ESA en RBCT, en alleen RBCT.
Van de 2.562 patiënten in het register in november 2021, kregen 2.448 patiënten de diagnose voor juli 2019. Deze patiënten werden verdeeld in twee groepen: ESA onbehandeld (n=1.265) en ESA-behandeld (n=1.183). Patiënten wiens hemoglobine boven 10 g/dl bleef werden uitgesloten, waardoor 529 onbehandelde patiënten en 749 ESA-behandelden overbleven. Na ‘propensity score matching’ bleven twee vergelijkbare groepen over met 426 ESA-onbehandelde en 742 ESA-behandelde patiënten.
Er was een duidelijk OS-voordeel in de ESA-behandelde groep met een mediane OS van 44,9 maanden, vergeleken met 34,8 maanden voor de geen-ESA-groep (p<0,003). De OS was slechter bij de patiënten die getransfundeerd waren voorafgaand aan de EAS (p<0,001), met de slechtste OS voor patiënten die 4 RBC-units hadden gehad voorafgaand aan de ESA. Keyslide 3 toont het aantal patiënten bij elk consult dat werd behandeld met transfusies en/of ESA; 647/1.278 patiënten had geen van beide gehad bij het eerste consult. Het Sankey-diagram laat de doorstroming van patiënten zien op basis van behandeling bij de eerste 6 consulten. De HRQoL werd onderzocht voor de 695 patiënten die minimaal vragenlijst 1 en 2 hadden ingevuld. Deze analyse liet zien dat er verschillen in HRQoL waren afhankelijk van de behandeling. Patiënten die geen ESA en geen RBCT hadden gehad rapporteerden gemiddeld de hoogste HRQoL. Patiënten die RBCT hadden gehad, met of zonder ESA, hadden de laagste HRQoL (p<0,001).
ESA verbetert significant de uitkomsten van patiënten bij lager risico MDS. Daarbij is het belangrijk om te starten met ESA voordat de noodzaak ontstaat van transfusies. Bovendien is ESA-behandeling geassocieerd met behoud van QoL, terwijl RBCT-ontwikkeling met of zonder ESA-behandeling geassocieerd is met een significante afname van de QoL.
Referentie
Garelius H, et al. Erythropoietin stimulation agents significantly improves outcome in lower risk MDS. Gepresenteerd tijdens EHA 2022; abstract S168.