Bloedtransfusies met volbloed leiden niet tot verhoogde morbiditeit en mortaliteit in vergelijking met het toedienen van de afzonderlijke componenten van volbloed aan traumapatiënten. Tot deze conclusie kwamen onderzoeker Donohue en zijn collega’s van de universiteit in Pittsburgh in de Verenigde Staten.
Wanneer ernstig gewonde patiënten als gevolg van trauma bloedtransfusies nodig hebben dan kan er voor gekozen worden om ongescheiden volbloed (ook wel Low-Titer Groep O Volbloed genoemd) toe te dienen of de afzonderlijke componenten van volbloed (zoals plasma, bloedplaatjes cryoprecipitaat en zelfs de rode bloedcellen). In het algemeen wordt de voorkeur gegeven aan de afzonderlijke componenten om de kans op hemolyse uit te sluiten, de auteurs noemen dit compatibele plasma. In recentere jaren heeft het toedienen van volbloed ofwel incompatibele plasma vroeg in de reanimatie, zijn herintrede gedaan. Ook wordt er in de Verenigde Staten plasma uit bloedgroep A toegediend, omdat er tekorten zijn aan plasma uit bloedgroep AB. Daarom zijn de auteurs van mening dat levensreddende ABO-incompatibele plasmatransfusie niet zou moeten worden geweigerd aan patiënten met hevige bloedingen uit angst voor een hogere kans op sterfte.
De patiëntendata van één traumacentrum uit drie multicenter studies met verschillende traumareanimatiestrategieën werden geanalyseerd. Voor de secundaire analyse kwamen 347 patiënten in aanmerking die in twee groepen werden verdeeld op basis van ontvangst van alleen compatibele plasma versus ontvangst van elke hoeveelheid incompatibele plasma. Multivariate analyse werd uitgevoerd om te bepalen of ontvangst van incompatibele plasma geassocieerd kon worden met 24-uurs of 30-daagse mortaliteit.
Van de 347 patiënten kregen 167 ontvangers compatibele plasma en 180 ontvangers incompatibele plasma. Parameters als demografie, vitale functie voor- en na aankomst in het ziekenhuis waren goed op elkaar afgestemd. De mediaan (IQR) van het volume incompatibele plasma dat deze patiënten ontvingen was 684 ml (342, 1229). Er was geen significant verschil tussen de groepen in de 24-uurs en de 30-daagse mortaliteit, noch in de verblijfsduur in het ziekenhuis of op de intensive care. De analyse met het Cox proportional hazards regressiemodel voor zowel de 24-uurs als de 30-daagse overleving wees uit dat het ontvangen van incompatibele plasma niet de enige bepalende factor is voor beide sterfte-eindpunten.
De auteurs benadrukken dat prospectieve studies nodig zijn om hun bevindingen verder te bevestigen. Enkele beperkende factoren van deze studie zijn: dat het een relatief kleine steekproefomvang betreft om bijwerkingen door hemolyse te detecteren, mogelijk niet alle transfusies van de patiënt in de eerste 24 uur werden geregistreerd, er geen specifieke biochemische of klinische markers van hemolyse geëvalueerd waren bij patiënten die incompatibele plasma hadden gekregen en mogelijke immunomodulerende effecten na blootstelling aan incompatibele plasma niet zijn onderzocht.
Referentie