Samenvatting
Wij berekenden trends in incidentie (aantal nieuw gediagnosticeerde patiënten), vroege behandeling en overleving van patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL) tussen 1989 en 2008, gebaseerd op ‘population-based’ gegevens van de Nederlandse Kankerregistratie. De incidentie was stabiel bij mannen (5,1 gevallen per 100.000 personen per jaar (=persoonsjaren)), maar nam licht toe bij vrouwen van 2,3 tot 2,5 gevallen per 100.000 persoonsjaren. De incidentie steeg met name bij vrouwen in de leeftijd van 50–64 jaar (van 3,6 tot 4,3 gevallen per 100.000 persoonsjaren).
Over de tijd kregen patiënten minder vaak chemotherapie binnen 6 maanden na diagnose, er was een daling van 29% tot 24% bij mannen en van 25% tot 21% bij vrouwen. De relatieve vijfjaarsoverleving (dit is een benadering van de CLL-specifieke overleving) nam toe van 61% in 1989–1993 tot 70% in 2004–2008 voor mannen, en van 71% tot 76% voor vrouwen. De oversterfte ten gevolge van CLL nam af over de tijd en bleek hoger naarmate patiënten ouder zijn.
Verschillen in incidentie van CLL op basis van geslacht bleven bestaan, maar werden wel kleiner. De incidentie voor vrouwen nam toe in de richting van de stabiele incidentie voor mannen, waarschijnlijk door toegenomen detectie bij vrouwen. De bescheiden toename in overleving is mogelijk onderschat als gevolg van onderregistratie van recentelijk gediagnosticeerde indolente patiënten en het effect met terugwerkende kracht van de introductie van nieuwe therapieën.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2013;10:244–53)