SAMENVATTING

Een 74-jarige man werd opgenomen met respiratoire achteruitgang bij een infectie op basis van ‘Severe Acute Respiratory Syndrome-CoronaVirus-2’ (SarS-CoV-2). Bij opname werd een pancytopenie gevonden. De patiënt was bekend met een kleincellig lymfocytair lymfoom (SLL), die in complete remissie was na chemotherapie. In het laboratorium- en beenmergonderzoek werden, behalve reactieve veranderingen, geen aanwijzingen gevonden voor progressie van SLL of andere oorzaken van pancytopenie. De pancytopenie werd derhalve geduid als secundair aan COVID-19. Patiënt werd tijdens opname tijdelijk behandeld met granulocytenkoloniestimulerende factor (G-CSF), waarna na ontslag de pancytopenie zich herstelde. Het verschijnsel van pancytopenie rondom COVID-19 is recentelijk een aantal keer beschreven in verschillende ‘case reports’. De theorieën over het ontstaan van deze pancytopenie zijn uiteenlopend en omhelzen onder andere secundaire beenmergsuppressie als gevolg van het vrijkomen van pro-inflammatoire cytokinen bij de infectie, het vooraf kwetsbaar zijn van het beenmerg gezien chemotherapie bij hematologische maligniteit in de voorgeschiedenis en de directe stimulatie van de ‘Angiotensine Converterend Enzym 2 Receptor’ (ACE2-R) in het beenmerg door SarS-CoV-2. De behandeling is veelal ondersteunend, met erytrocyten- en trombocytentransfusies zo nodig, en eventueel met G-CSF. Mogelijk wordt deze COVID-19-geassocieerde pancytopenie in de toekomst vaker gezien, waarbij meer onderzoek nodig is om inzicht te krijgen in de etiologie en therapie.

(NED TIJDSCHR HEMATOL 2021;18:322-7)