Ongeveer een op de vijf kinderen met voorloper-B-cel-acute-lymfoblastenleukemie (‘B-cell precursor acute lymphoblastic leukemia’, BCP-ALL) krijgt een recidief.1 Slechts 25–40% van hen geneest. Recente analyses van het genoom en transcriptoom hebben nieuwe genetische subgroepen aan het licht gebracht, waaronder hyperdiploïde BCP-ALL en subtypes waarin de genen DUX4 of KMT2A herschikt zijn.2 Op basis van deze subgroepen, maar ook met behulp van meetbare restziekte (‘minimal residual disease’, MRD), kunnen patiënten gestratificeerd worden naar het risico op een recidief. Behandelingen kunnen op deze risicoclassificatie worden aangepast, waardoor de uitkomsten ervan verbeteren.3,4 Hoewel MRD op dit moment de sterkste prognostische factor is voor BCP-ALL bij kinderen, lopen ook patiënten met niet-detecteerbare MRD risico op een recidief.5 In een onlangs gepubliceerde studie wordt een profiel van microRNA’s (miRNA’s) als prognostische factor gepresenteerd.6