SAMENVATTING
Allogene hematopoëtische stamceltransplantatie (allo-HCT) als behandelmogelijkheid voor ‘relapsed/refractory’ chronische lymfatische leukemie (CLL) is op de achtergrond geraakt met de komst van de B-celreceptor-‘pathway’ (BCRi) en BCL2 (BCL2i)-remmers. Alhoewel er met deze middelen hoge remissiepercentages worden bereikt, kunnen mettertijd toch recidieven ontstaan of moet de behandeling vanwege bijwerkingen worden gestaakt, waardoor de prognose nadelig wordt beïnvloed. Het is dan met name voor de jongere CLL-patiënt van belang om allo-HCT als behandelmogelijkheid in gedachten te houden, vanwege de behoorlijke kans op langdurige progressievrije overleving. In dit artikel worden de resultaten van recent gepubliceerde EBMT-studies bediscussieerd die behulpzaam kunnen zijn bij het identificeren van die patiënten waarbij allo-HCT eerder of juist later zou kunnen worden overwogen vanwege het risico op behandeling-gerelateerde sterfte en de uitkomst op de langere termijn. Omdat de uitkomsten van allo- HCT beter zijn bij patiënten in remissie, worden ook de resultaten van de eerste prospectieve studie die de effectiviteit van remissie-inductie met immuunchemotherapie voorafgaande aan allo-HCT onderzocht (HOVON 88) samengevat, evenals preliminaire gegevens van het gebruik van BCRi voorafgaande aan allo-HCT. Ten slotte worden overwegingen gegeven voor het afwegen en timen van allo-HCT in het behandeltraject.
(NED TIJDSCHR HEMATOL 2017;14:315–24)