Wie het in Nederland minder breed heeft, leeft gemiddeld 8 jaar korter dan mensen die een hoger inkomen hebben. Daarnaast hebben ze ook een grotere kans om aan kanker te overlijden, en ervaren ze een lagere kwaliteit van leven tijdens en na hun ziekte. Dat is de voornaamste slotsom uit het derde deel van het rapport ‘Kanker in Nederland: sociaaleconomische verschillen’, dat is opgesteld door Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL).
De twee eerder verschenen delen van dat rapport hielden zich bezig met de impact van sociaaleconomische status (SES) op de verschillen bij diagnostiek en preventie, en bij de behandeling van kanker. Het derde, net verschenen deel richt zich op verschillen in overleving, verloop, gevolgen en (na)zorg bij mensen met of na kanker. Tijdens een symposium, getiteld ‘Gezondheidsverschillen bij kanker in Nederland: Hoe dichten we de kloof?’ werd het rapport gepresenteerd.
De cijfers zijn ontnuchterend. Enkele opvallende bevindingen:
De verschillen in overleving en kwaliteit van leven bij kanker kunnen deels worden verklaard door fysieke factoren, zoals leeftijd en andere gezondheidsproblemen, maar die verklaren niet alles. Ook persoonlijke omstandigheden, zoals de behoefte aan zorg en het gemak waarmee iemand gezondheidsinformatie begrijpt, spelen een rol. Leefomstandigheden, zoals het type werk, de woonomgeving, en financiële situatie, zijn daarbij ook belangrijk. Mensen met een lager inkomen ondervinden vaak meer obstakels als het gaat om keuzes en toegang tot zorg en gezondheid.
Dat komt duidelijk naar voren als wordt gekeken naar leefstijlfactoren die het kankerrisico verhogen. Roken, alcoholgebruik en onvoldoende beweging vergroten de kans dat iemand niet fit is en leefstijlgerelateerde ziektes krijgt, waaronder diverse soorten kanker. Mensen met een lagere SES blijken veel vaker te roken dan mensen met een hoger inkomen. Daar bovenop blijken mensen met een lager inkomen ook minder lichaamsbeweging te krijgen. Waar het om alcoholconsumptie gaat zijn mensen met een hogere SES juist de koplopers. Omgevingsfactoren spelen een grote rol bij leefstijl en het bijbehorend kankerrisico. Als iemand wil stoppen met roken of alcohol drinken, terwijl zijn hele sociale omgeving rookt en drinkt, dan is dat vaak een grote hindernis. En ook de fysieke omgeving werkt mee: als iemand in een omgeving woont met weinig groen en veel druk verkeer, dan is het animo om te gaan fietsen of wandelen een stuk lager. Het is daarom van belang dat er aandacht is voor de omgeving en niet alleen voor het individu, stelt het IKNL-rapport.
Ook als het gaat om leefstijlgeneeskunde zijn de grote verschillen op basis van SES zichtbaar. Zorgverleners in het ziekenhuis bespreken leefstijl vaker met laagopgeleiden (44%) dan met hoogopgeleide mensen (33%) met of na kanker. Mensen met een hogere SES zijn meer geneigd om hun leefstijl aan te passen nadat er kanker bij hen is vastgesteld. Ook komt uit het rapport naar voren dat mensen met een lagere opleiding minder vaak hulp willen bij leefstijlonderwerpen zoals bewegen, voeding en ontspanning en deze hulp ook minder vaak ontvangen.
IKNL roept alle partijen in het oncologisch veld op om zich aan te sluiten bij initiatieven zoals het Deltaplan tegen gezondheidsverschillen, dat gericht is op het verkleinen van sociaaleconomische ongelijkheden in de zorg. Het SES-drieluik legde ongelijkheden bloot die alle facetten van de kankerzorg beïnvloeden – van preventie en diagnose tot behandeling, kwaliteit van leven, palliatieve zorg en overleving. De verschillen raken alle doelen van de Nederlandse Kanker Agenda. Dit vraagt om een brede aanpak en gerichte aandacht voor kwetsbare groepen bij het realiseren van inclusieve kankerzorg die voor iedereen toegankelijk is.
Aanbevelingen uit het rapport:
KWF Kankerbestrijding heeft in reactie op de nota ruim 700.000 euro toegekend aan het vervolgproject SINCERE van IKNL. Dit project, dat samen met de betrokken patiënten wordt uitgevoerd, onderzoekt de zorgbehoeften van ongeneeslijk zieke kankerpatiënten uit verschillende inkomensgroepen.