Combinatiebehandeling bestaande uit ibrutinib en venetoclax leidt tot betere uitkomsten dan immuunchemotherapie bij patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL).1 Onlangs verschenen in The New England Journal of Medicine de resultaten van een fase III-studie naar ibrutinib-venetoclax-behandeling gepersonaliseerd op basis van meetbare restziekte (MRD) bij patiënten met CLL.2
Fitte patiënten ≤65 jaar met CLL worden volgens de HOVON-richtlijn uit 2021 in de eerste lijn behandeld met immuunchemotherapie bestaande uit fludarabine, cyclofosfamide en rituximab (FCR), behalve bij aanwezigheid van een del(17p)- of TP53-mutatie.3 In de huidige studie is de effectiviteit van MRD-geleide gepersonaliseerde behandeling met ibrutinib en venetoclax ten opzichte van ibrutinib plus FCR onderzocht.
In deze multicentrische, gerandomiseerde, ‘open-label’ fase III-studie werden patiënten met voorheen onbehandelde CLL toegewezen aan behandeling met ibrutinib en venetoclax of ibrutinib plus FCR. In de ibrutinib-venetoclaxgroep werden patiënten eerst twee maanden behandeld met ibrutinib, waarna venetoclax aan de behandeling werd toegevoegd. De duur van de ibrutinib-venetoclax-behandeling was afhankelijk van de MRD gemeten in het perifere bloed en beenmerg. De duur van de ibrutinib-venetoclax-behandeling was tweemaal de tijd die het duurde totdat MRD niet meer kon worden gedetecteerd. De primaire uitkomstmaat van de studie was de progressievrije overleving (‘progression-free survival’, PFS). Belangrijke secundaire uitkomstmaten waren de algehele overleving, behandelingsrespons en veiligheid van de behandeling.
In totaal werden 523 patiënten gerandomiseerd tussen behandeling met ibrutinib-venetoclax of FCR. Na een mediane follow-upperiode van 43,7 maanden had bij 12 patiënten in de ibrutinib-venetoclaxgroep ziekteprogressie (incl. overlijden) plaatsgevonden, vergeleken met 75 patiënten in de FCR-groep (HR [95%-BI]: 0,13 [0,07-0,24]; p<0,001). In de ibrutinib-venetoclaxgroep overleden 9 patiënten, terwijl 25 patiënten uit de FCR-groep overleden (HR [95%-BI]: 0,31 [0,15-0,67]). Na 3 jaar was 58,0% van de patiënten in de ibrutinib-venetoclaxgroep gestopt met de behandeling vanwege niet-detecteerbare MRD. Na 5 jaar ibrutinib-venetoclax kon bij 65,9% van de patiënten geen MRD worden gedetecteerd in het beenmerg, terwijl MRD niet-detecteerbaar was in het bloed bij 92,7% van de patiënten. Het risico op infectie was vergelijkbaar in beide studiegroepen. In de ibrutinib-venetoclaxgroep werden vaker ernstige cardiale bijwerkingen gezien dan in de FCR-groep (10,7% bij ibrutinib-venetoclax vs. 0,4% bij FCR).
Behandeling van CLL met MRD-geleide ibrutinib-venetoclax verbeterde de progressievrije overleving ten opzichte van FCR. Ook de overlevingsuitkomsten waren in het voordeel van behandeling met ibrutinib-venetoclax. Hoewel het risico op infectie niet verschilde tussen beide groepen, hadden patiënten die met ibrutinib-venetoclax behandeld werden wel een hoger risico op ernstige cardiale bijwerkingen dan patiënten behandeld met FCR.
Referenties