Dankzij behandeling met exagamglogene autotemcel met exagamglogene autotemcel heeft 9 op de 10 patiënten met transfusie-afhankelijke β-thalassemie geen bloedtransfusie meer nodig. Het veiligheidsprofiel van deze gen-‘editing’-therapie is gelijk aan dat van myeloablatieve conditionering met busulfan en een autologe stamceltransplantatie. Dit zijn de belangrijkste conclusies van Franco Locatelli (Universitá Cttolica del Sacro Cuore in Rome, Italië) en collega-onderzoekers op basis van de resultaten van de CLIMB THAL-111-studie.
Bij gen-‘editing’-therapie met exagamglogene autotemcel worden CD34-positieve hematopoëtische stam- en voorlopercellen ex vivo bewerkt middels de CRISPR/Cas9-technologie. Eerder dit jaar werd exagamglogene autotemcel al door het Europees Geneesmiddelen Agentschap EMA goedgekeurd voor de behandeling van patiënten met transfusie-afhankelijke β-thalassemie. Publicatie van de resultaten van de registratiestudie – CLIMB THAL-111 – in een wetenschappelijk tijdschrift liet echter nog enige tijd op zich wachten. Maar nu is de studie gepubliceerd in het New England Journal of Medicine.
CLIMB THAL-111 is een lopende ‘open-label’-fase III-studie zonder controlegroep die is uitgevoerd in 13 ziekenhuizen in Canada, Duitsland, Italië, het VK en de VS. In deze studie werden de werkzaamheid en veiligheid van exagamglogene autotemcel onderzocht bij adolescente en volwassen patiënten (12-35 jaar) met β-thalassemie die in de afgelopen 2 jaar afhankelijk waren geweest van bloedtransfusies. Voorafgaand aan de behandeling met exagamglogene autotemcel ondergingen alle deelnemers myeloablatieve conditionering met busulfan. De primaire uitkomstmaat was het aantal patiënten dat geen transfusie behoefte gedurende minimaal 12 opeenvolgende maanden. Secundaire uitkomstmaten waren onder andere de concentraties totaal en foetaal hemoglobine.
In totaal werden 52 patiënten behandeld met exagamglogene autotemcel. De mediane follow-upduur bedroeg 20,4 maanden (uitersten: 2,1-48,1) werden gevolgd. Van de 35 patiënten met voldoende follow-up, hadden er 32 (91%) geen bloedtransfusies meer nodig. Tijdens de transfusie-onafhankelijke periode was de gemiddelde concentratie totaal hemoglobine 13,1 g/dl (8,1 mmol/l) en de gemiddelde concentratie foetaal hemoglobine 11,9 g/dl (7,4 mmol/l). Bij 46 patiënten (88%) traden één of meer ongewenste voorvallen van graad 3 of 4 op. Daarvan kwamen febriele neutropenie (54%), stomatitis (40%) en anemie (38%) het vaakst voor. Geen van de patiënten kreeg kanker of overleed.
De langetermijneffecten van exagamglogene autotemcel na 13 jaar follow-up worden nader onderzocht in de CLIMB-131 studie.
Referentie