Patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL) of klein lymfocytair lymfoom (‘small lymphocytic lymphoma’, SLL) die falen op een covalente Bruton’s tyrosinekinase (BTK)-remmer, hebben slechte behandeluitkomsten. Hierdoor bestaat er een noodzaak tot nieuwe therapeutische mogelijkheden voor deze patiëntenpopulaties. Pirtobrutinib is een sterk selectieve, niet-covalente BTK-remmer die op reversibele wijze voor remming van BTK zorgt. Onlangs zijn de resultaten van een fase I/II-studie naar pirtobrutinib bij zwaar voorbehandeld CLL en SLL gepubliceerd in het New England Journal of Medicine.
In de open-label, niet-gerandomiseerde fase I/II-studie werden patiënten met recidiverende of refractaire B-cellymfomen behandeld met pirtobrutinib. De studie bestond uit de volgende 3 fasen:
De primaire uitkomstmaat was de algehele respons (partiële respons of beter) volgens een onafhankelijke beoordeling. Secundaire uitkomstmaten waren onder andere de progressievrije overleving (‘progression-free survival’, PFS) en de veiligheid van de behandeling.
In totaal werden 317 patiënten met CLL of SLL behandeld met pirtobrutinib. Daarvan waren er 247 voorafgaand behandeld met een BTK-remmer. Bij deze laatste groep patiënten was het aantal eerdere behandellijnen gemiddeld 3 (bereik: 1-11). Daarvan waren 100 patiënten (40,5%) al eerder behandeld met een B-cellymfoom 2 (BCL2)-remmer als venetoclax. Een algehele respons op pirtobrutinib werd gerapporteerd bij 73,3% van de deelnemers (95%-BI: 67,3-78,7). Dat percentage was 82,2% (95%-BI: 76,8-86,7) wanneer ook patiënten met een partiële respons met lymfocytose daarbij werden meegerekend. De mediane PFS was 19,6 maanden (95%-BI: 16,9-22,1).
De meest voorkomende bijwerkingen met pirtobrutinib waren infecties (71,0%), bloedingen (42,6%) en neutropenie (32,5%). Na een mediane behandelduur van 16,5 maanden (bereik: 0,2-39,9) bleken de volgende bijwerkingen die bij andere BTK-remmers frequent gezien worden, minder vaak plaats te vinden: hypertensie (14,2%), atriumfibrillatie of –flutter (3,8%) en ernstige bloedingen (2,2%). Negen patiënten (2,8%) stopten voortijdig met hun behandeling met pirtobrutinib vanwege een behandelingsgerelateerde bijwerking.
Uit deze open-label, niet-gerandomiseerde fase I/II-studie is naar voren gekomen dat een behandeling met pirtobrutinib werkzaam lijkt bij zwaar voorbehandelde patiënten met CLL of SLL, die eerder behandeld werden met een covalente BTK-remmer. Het bijwerkingenprofiel van de behandeling leek hanteerbaar. Een vergelijking tussen de werkzaamheid van pirtobrutinib en de standaardbehandeling bij CLL of SLL zal nader onderzocht moeten worden in een fase III-studie.
Referentie