Dit artikel is onderdeel van de Editor’s Pick acute myeloïde leukemie december 2022, bestaande uit een selectie van klinisch relevante literatuur omtrent AML van de laatste twee jaar. Deze selectie werd gemaakt door de NTVH-literatuurcommissie.
Bekijk hier de gehele selectie.
Bij oudere en niet-fitte AML-patiënten die recentelijk zijn gediagnosticeerd zijn de hypomethylerende middelen azacitidine en decitabine belangrijke behandelingsopties. Hoewel azacitidine en decitabine wijdverbreid ingezet zijn de afgelopen 15 jaar, hebben er tot dusver geen grote gerandomiseerde studies plaatsgevonden waarin beide middelen direct vergeleken worden.
In de huidige prospectieve fase III-studie de klinische uitkomsten na behandeling met decitabine vergeleken met azacitidine bij recent gediagnosticeerde oudere en niet-fitte AML-patiënten. Eerdere behandeling met decitabine of azacitidine was niet toegestaan.
Patiënten werden door een arts toegewezen om de zorgstandaard bestaande uit azacitidine, decitabine of een lage dosis cytarabine te ontvangen waarna ze 1:1 gerandomiseerd toegewezen werden om guadecitabine of de zorgstandaard te ontvangen. Azacitidine werd intraveneus of subcutaan toegediend met een dosis van 75 mg/m2 per dag gedurende 7 dagen terwijl decitabine intraveneus toegediend werd met een dosis van 20 mg/m2 per dag gedurende 5 dagen. Naar inzicht van de onderzoeker was blootstelling aan standaard ondersteunende zorg zoals granulocyt-koloniestimulerende factor toegestaan in beide groepen. De behandeling werd toegediend in 28-daagse cycli en werd voortgezet tot er sprake was van ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit.
Deze post-hoc-analyse omvat de patiënten die behandeld werden met azacitidine of decitabine in de zorgstandaard-arm van de studie. Overige resultaten van de ASTRAL-1-studie zijn reeds gepresenteerd en zullen door middel van andere publicaties naar buiten worden gebracht. Uit deze post-hoc-analyse is gebleken dat de klinische uitkomsten van behandeling met azacitidine of decitabine bij AML-patiënten die niet in aanmerking kwamen voor intensieve chemotherapie vergelijkbaar waren. In het geval van beide geneesmiddelen hadden geen van de beoordeelde patiënt-, ziekte- of moleculaire karakteristieken voorspellende waarde wat betreft de uitkomsten.
Daarmee concluderen de auteurs dat azacitidine en decitabine op vergelijkbare wijze ingezet kunnen worden bij de behandeling van oudere en niet-fitte AML-patiënten.