Rotterdams onderzoek belooft betere prognose na stamceltransplantatie bij leukemie

maart 2020 Medisch onderzoek Willem Van Altena

Leukemie of bloedkanker is een van de ernstigste vormen van kanker, met een hoog overlijdensrisico. En hoewel er in de afgelopen decennia veel progressie is geboekt in het behandelen van de ziekte, overleven veel patiënten de ziekte niet. De gebruikelijke behandeling is bovendien behoorlijk ingrijpend voor de patiënt: twee intensieve chemokuren, gevolgd door een derde behandeling en –mits er een donor is- een stamceltransplantatie. Veel patiënten overlijden aan therapie-gerelateerde complicaties.

Aan het Erasmus MC in Rotterdam wordt in HOVON-verband hard gewerkt aan verbetering van het resultaat van stamceltransplantaties. Onlangs kwamen er hoopgevende resultaten naar buiten in de vorm van een grote verbetering in de afstotingsvrije leukemievrije overleving. HOVON staat voor Hemato-Oncologie voor Volwassenen Nederland, een Nederlands-Belgische samenwerking op het gebied van hemato-oncologische aandoeningen.

Beste onderzoek

Het Rotterdamse onderzoek zorgde ook voor opwinding over de grenzen: op het internationale symposium van de American Society of Hematology (ASH) gaf hoofdonderzoeker dr. Annoek Broers een presentatie die tot beste onderzoek van het jaar werd uitgeroepen, uit 6.000 inzendingen.

Haar onderzoek richt zich vooral op het voorkomen van de natuurlijke afweerreactie van de patiënt tegen de getransplanteerde stamcellen. Om die afstoting te voorkomen wordt de patiënt eerst bestraald en met chemotherapie behandeld.

Graft-versus-host

Maar stamceltransplantatie brengt een extra gevaar met zich mee: afweercellen uit het donortransplantaat kunnen zich richten tegen de ontvanger. Een stamceltransplantatie omvat niet alleen bloed, maar ook afweercellen van een donor. Die laatste zijn belangrijk in het aanvallen van de leukemie, het ‘graft-versus-leukemie-effect’. Wanneer de getransplanteerde afweercellen cellen van de ontvanger aanvallen gebeurt echter het omgekeerde, het ‘graft-versus-host-effect’, ofwel GVH. En dat is meteen de ernstigste complicatie die zich bij een stamceltransplantatie kan voordoen.

De afweercellen –T-cellen- worden geactiveerd wanneer ze het eiwit HLA herkennen, die zich aan de buitenkant van de celwand van levende cellen bevinden, en dan vooral lichaamsvreemd HLA. De cellen met het lichaamsvreemde HLA worden vervolgens opgeruimd. Cellen met veel HLA in hun celoppervlak komen veel voor in de darmen, lever en huid, en daar vindt dan ook de heftigste afweerreactie plaats.

Moeilijke afweging

Het risico bestaat dus dat iemand die afweercellen van een donor getransplanteerd krijgt, met twee afweerreacties te maken krijgt. Enerzijds de reactie van zijn eigen afweercellen richting de vreemde ‘import’ van de donor, en anderzijds de GVH-reactie van de importcellen tegen de ontvanger. Diens afweer is al verzwakt door de chemotherapie en de bestraling. Eenvoudig gesteld: het middel kan een kwaal op zich zijn. Voor de behandelaar en voor de patiënt is het een moeilijke afweging: enerzijds is er een levensbedreigende aandoening, anderzijds treft ongeveer een kwart van de patiënten die een stamceltransplantatie ondergaan ‘therapie gerelateerd overlijden’.

Cyclofosfamide

Het idee van de onderzoeksgroep onder leiding van Annouk Broers richtte zich vooral op het gebruik van het medicijn cyclofosfamide, een geneesmiddel dat al 50 jaar wordt ingezet in de behandeling kanker. Het middel doodt cellen, ook T-cellen. Normaliter werd cyclofosfamide voor de stamceltransplantatie toegediend, maar de Rotterdamse onderzoekers besloten het middel, in een bescheiden dosering, ook na de transplantatie in te zetten, op de derde en vierde dag. De therapie werd getest door een groep patiënten op de gebruikelijke wijze te behandelen, en een grotere groep (verhouding 1:2) met cyclofosfamide na de transplantatie.

Het resultaat: de GVH-reactie werd tot stilstand gebracht zonder dat het anti-leukemie effect daaronder leed. En het therapie-gerelateerd overlijden werd teruggebracht van ruim 25% naar ongeveer 10%. En de ziektevrije overleving zonder omgekeerde afstoting steeg juist, van 20% naar ongeveer 45%. Al met al bleek het toedienen van cyclofosfamide na de stamceltransplantatie gunstig te zijn voor de patiënt.

Bron
1. Lees HIER over de presentatie door dr. Broers tijdens het ASH-congres in het hematologisch vakblad Blood