Behandeling van patiënten met gerecidiveerd of refractair multipel myeloom met pomalidomide-bortezomib-dexamethason leidt tot een niet-significante verbetering van hun algehele overleving in vergelijking met bortezomib-dexamethason. De mediane tweede progressievrije overleving bleek met pomalidomide-bortezomib-dexamethason wel significant langer dan met bortezomib-dexamethason. Dit zijn de belangrijkste resultaten van de definitieve analyse van de fase III-studie OPTIMISSM na bijna 65 maanden follow-up, die onlangs online door dr. Paul Richardson (Dana-Farber Cancer Institute, Boston, VS) en zijn onderzoeksteam zijn gepubliceerd in het European Journal of Haematology
In de ‘open-label’ fase III-studie OPTIMISMM werden patiënten (n=559) met multiple myeloom (MM) met ziekteprogressie na 1-3 eerdere anti-myeloombehandelingen (waaronder ten minste twee behandelcycli met lenalidomide) 1:1 gerandomiseerd tussen een behandeling met pomalidomide-bortezomib-dexamethason (PVd, n=281) of bortezomib-dexamethason (Vd, n=278). Deelnemende patiënten (≥18 jaar, ECOG-PS ≤2) waren bij baseline refractair voor lenalidomide of bortezomib. De primaire uitkomstmaat van deze studie was progressievrije overleving (‘progression-free survival’, PFS) in de intention-to-treat (ITT)-populatie. Secundaire uitkomstmaten waren algehele overleving (‘overall survival’, OS), algeheel responspercentage (‘overall response rare’, ORR) volgens de criteria van de International Myeloma Working Group, PFS na twee lijnen van behandeling (PFS2) en veiligheid.
De combinatie van PVd is op basis van eerder gepubliceerde resultaten van de OPTIMISMM-studie inmiddels in de EU geregistreerd voor de behandeling van patiënten met gerecidiveerd of refractair MM (RRMM), die eerder met lenalidomide zijn behandeld. Bij deze patiënten was (na mediaan twee eerdere behandellijnen) de mediane PFS met PVd na een mediane follow-upduur van 15,9 maanden significant beter dan met Vd (respectievelijk 11,2 versus 7,1 maanden; HR [95%-BI]: 0,61 [0,49-0,77]; p < 0,0001). In een subgroepanalyse van de OPTIMISMM-studie was de mediane PFS van PVd na een eerste recidief 20,7 maanden versus 11,6 maanden met Vd (HR [95%-BI]: 0,54 [0,36-0,82]; p = 0,0027), waaronder direct na het falen van eerstelijnsbehandeling met lenalidomide en andere eerstelijnsbehandelingen.2,3
Na een algeheel voorvalspercentage van 70% in de ITT-populatie werden de OS-gegevens als voldoende overtuigend beschouwd. Na een mediane follow-upduur van 64,5 maanden was de mediane OS in de PVd-groep 35,6 maanden versus 31,6 maanden in de Vd-groep (HR [95%-BI]: 0,94 [0,77-1,15]; p = 0,571). In de subgroepanalyse was sprake van een positieve trend in het voordeel van PVd ten opzichte van Vd (waaronder bij hoogrisicopatiënten en patiënten met een hoog ß2-microglobuline). In geen van de gevallen werd echter een significant verschil waargenomen. Aangepast voor de daarna volgende behandelingen was sprake van een verbetering van de OS met PVd versus Vd (HR [95%-BI]: 0,76 [0,619-0,931], p = 0,008).
De mediane PFS2 was langer bij patiënten in de PVd-groep dan in de Vd-groep (respectievelijk 22,1 versus 16,9 maanden; HR [95%-BI]: 0,77 [0,64-0,94]; p = 0,008). Behandelingsgerelateerde ongewenste voorvallen (‘adverse events’, AE’s) leidden tot stopzetting van de onderzoeksbehandeling bij 92 (33,1%) en 53 (19,6%) patiënten in respectievelijk de PVd-groep en de Vd-groep.
Referenties